Achter Omtzigts sociaal contract gaat een politiek waagstuk schuil

Pieter Omtzigt in de Tweede Kamer. Foto: Peter Hilz/HH/ANP

Pieter Omtzigt pakt met de lancering van NSC een notie uit de kelders van de liberale filosofie en implanteert deze in het hart van zijn eigen partij, stelt filosoof Gerben Bakker op EW Podium. Hij ziet dit als een waagstuk en vraagt zich af wat Omtzigt met het idee van een sociaal contract gaat bereiken.

De keuze voor het sociaal contract is al een teken aan de wand: hier presenteert zich iemand die het conceptuele niet schuwt en niet bang is om een wat complexere boodschap af te geven. Vrijwel iedere Nederlandse burger zonder achtergrond in de politicologie en de filosofie zal zich even over de kin wrijven: ‘Welk sociaal contract? Heb ik dan ooit iets ondertekend?’

Eindelijk mag politiek weer over ideeën gaan

Dat er op dat niveau voor ons allemaal een politiek idee in de maatschappelijke arena verschijnt, is op zich een prettige trendbreuk met de verkleutering. Eindelijk mag het weer over de ideeën gaan! Want was het voor iedere partijpoliticus niet vanouds de bedoeling om hoogdravend idealisme met de mediatrainer te vermalen tot brokken frikandel met mayo?

De keuze voor inhoud kan een meesterzet blijken. Omtzigt kan er prat op gaan boven het cynisme te staan. In zijn rol van tegenmacht heeft hij ruimschoots laten zien dossiervreter te zijn: politiek is geen plek voor onoplettende beunhazen. Onrecht is zo gepleegd. Met wat onzorgvuldigheid, weglachen, weglakken en verantwoordelijkheid afschuiven, kom je als uitvoerende macht een heel eind om het leven van bevolkingsgroepen te versjteren. Omtzigt is een van de weinigen die Rutte een lesje nederigheid hebben geleerd. Hij weet dat het idee van het sociaal contract dat belletje doet rinkelen van rechtvaardigheidsherstel waarmee velen hem identificeren.

Tegen ‘Harry Hooivork’

Met een vleugje intellectualisme komt hij dus zeker weg. De menselijke maat voor ogen houden, dat hoeft voor Omtzigt, vermoedelijk tot zijn eigen opluchting, niet per se te betekenen dat je je oor te luister moet leggen bij ‘Harry Hooivork’ die Den Haag het liefst in de fik zet. Proud to be a nerd, maakt Omtzigt keer op keer gewag van de vaak gebrekkige kwaliteit van de wetten die passeren, en van het weinige gebruik dat wordt gemaakt van het amendementsrecht. Hij is in feite pleitbezorger van ‘elitair’ politiek vakwerk.

Dit elitarisme van de zwoegende regent draagt – enigszins paradoxaal voor deze tijd – weer bij aan het messianistisch vertrouwen van zijn kiezers. In het beeld van de strijdbare redder van staat die het liefst op de bal speelt, schuilt ook ijdelheid. Maar het mag wat te lijden hebben. Omtzigt gaf al te kennen dat het niet erg zou zijn als er eerst een geëngageerd smaldeel op de partij zou stemmen, zodat er ook de ruimte is om verantwoord te groeien en niet als de LPF ineen te zijgen als een ijstaart in tropendagen.

Welk sociaal contract?

Qua imago en partijstrategie is de keuze voor de naam Nieuw Sociaal Contract dus wel te begrijpen. De vraag is of het ideologisch ook te rijmen is. Vooropgesteld, niemand kan claimen wat het sociaal contract precies is. Maar er zijn wel een paar ankers uitgegooid in de geschiedenis van de politieke filosofie en het is de vraag of Omtzigt niet een gevalletje oneigenlijke toe-eigening begaat.

Grosso modo zou je twee dimensies in het sociaal contract moeten aanwijzen: de ene kneiter-liberaal, gestoeld op het cynisch-realistische wereldbeeld dat elk individu, vanuit egoïsme en welbegrepen eigenbelang, een regering aanvaardt die rechten beschermt en daarvoor in ruil het gezag ontvangt. De sporen van deze sociale contracttheorie beginnen bij Thomas Hobbes en lopen tot op de dag van vandaag door in de liberale theorie die de staat beschouwt als baken van veiligheid, maar waarbij de overheid het niet moet wagen om aan onze vrijheden te komen.

De andere wortelt in het denken van Jean-Jacques Rousseau en meandert richting onze tijd langs allerlei denkers die het sociaal contract weigeren als cynische transactie van belangen te zien. Het onderwerp wordt een stuk horizontaler opgevat, aan de hand van ideeën van solidariteit en legitimiteit. Belangrijker zijn dan vragen over hoe het algemeen belang tot uitdrukking moet komen, en hoe politiek leidt tot rechtvaardige afspraken. Zonder dat de politiek een machine wordt voor individualisme en cliëntelisme.

De CDA-valkuil: de vrije burger is ook onderdeel van het probleem

Het is duidelijk dat Omtzigt meer voelt bij het tweede dan bij het eerste perspectief. Van alle dimensies aan het sociaal contract richt hij zich het liefst op fairness. ‘De crisis in bestaanszekerheid’ die grote groepen ervaren, en die Omtzigt hekelt als bron van maatschappelijk onrecht, beschouwt hij als een disfunctie van het sociaal contract. Door bureaucratie is een achteloze overheid ontstaan die het persoonlijk leed niet ziet.

Opvallend is dat Omtzigt het sociaal contract betrekkelijk eenzijdig interpreteert. De vertrouwenscrisis is vooral de schuld van de overheid en haar instrumentele rationaliteit. De kritiek van Omtzigt is het sterkst wanneer hij laat zien hoe totaal afhankelijk de overheid is geworden van modellen waarmee de werkelijkheid eerst geweld wordt aangedaan en vervolgens de burger.

Maar wat de nieuwe partij gemakshalve vergeet, is dat de burger zelf ook in het wederkerig spel zit van het sociaal contract. Dit is overigens een typische CDA-valkuil: men denkt dat met het lichtend voorbeeld van een overheid met een menselijker en moreler gelaat, de burger wel volgt. Dat valt te betwijfelen. De Nederlander lijkt sinds de ontzuiling behoorlijk verknocht aan heel veel vrijheid en ruimte voor het ‘ik’. Het liberaal-burgerlijk ego zit stevig in het zadel en ‘wantrouwt’ er levendig op los, omdat die vrijheid voor dat cynisme er ook is. Echte verandering zal ook vergen dat mensen weer net zoveel van de publieke zaak gaan houden als dat dat andersom moet gebeuren. Maar hoe ‘de mens in het individu’ dan precies wakker gekust zou moeten worden, blijft onduidelijk of strandt in Balkenende-achtige mantra’s over gezin en gemeenschap.

Vernieuwen en repareren zijn twee verschillende dingen

Omtzigt suggereert dat hij het sociaal contract wil vernieuwen, hoewel hij in zijn boek ook wel spreekt over repareren. Maar dat zijn twee verschillende dingen en het zal belangrijk zijn om daarover helderheid te scheppen. Het relatief milde voorstel tot wijziging van het kiesstelsel, dat meer regionaal afgestemd zou moeten worden, lijkt nog het meest op staatkundige verandering, maar is geen herziening van het sociaal contract te noemen.

Verstandig, zou je zeggen, want echte vernieuwingsideeën zouden al snel een radicale partij opleveren die bijvoorbeeld de ‘soevereine burgers’ in de kaart speelt. Deze waarlijk revolutionaire types erkennen de staat immers helemaal niet, omdat zij zich als burger nooit ‘vrijwillig’, ‘als mens’ aan de Nederlandse rechtsorde hebben gecommitteerd. Het is een toenemend probleem, omdat deze steeds grotere groep geen belasting wil betalen.

Zo bezien is Omtzigt met zijn Nieuw Sociaal Contract noch uniek noch revolutionair. Maar blijkt er, alles bij elkaar, in Nederland wel een wind op te steken die niet schuwt het politiek bestel tot op het bot ter discussie te stellen.