Bestaanszekerheid is volgens de Grondwet een ‘voorwerp van zorg’ van de regering. Dat is onvoldoende specifiek. De overheid moet het recht op leven vervullen, maar vrijheid- en eigendomsrechten respecteren, schrijft progressief liberaal Daan H. Teer op EW Podium.
Inflatie, stijgende energiekosten en een lastige woningmarkt drukken hun stempel op de bestaanszekerheid van minderbedeelde Nederlanders. Een toename van armoede dreigt. Dat kan leiden tot een verdere vervreemding van de burger van de politiek.
Vandaar dat politici, met als voortrekker Pieter Omtzigt van Nieuw Sociaal Contract, in de aanloop naar de verkiezingen toenemend oreren over het thema ‘bestaanszekerheid’. Maar onderzoek door RTL Nieuws wijst uit dat volksvertegenwoordigers nogal uiteenlopende definities hanteren. Het begrip is blijkbaar onvoldoende specifiek.
Definitie van CDA is een heel andere dan die van Omtzigt
Omtzigt definieert bestaanszekerheid als een inkomen dat aan noodzakelijke levensbehoeften voldoet en zodoende ‘grote stress’ voorkomt. Henri Bontenbal (CDA) beperkt zich niet tot financiën, en noemt ook sociale cohesie. Volgens hem behoren saamhorigheid, sociale netwerken en het verenigingsleven eveneens tot bestaanszekerheid.
Dilan Yeşilgöz (VVD) heeft het voornamelijk over de betaalbaarheid van vaste lasten. Maar zij specificeert niet hoe zij dat wil garanderen, en zoekt mogelijk haar heil in de vrije markt. Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) wil bestaanszekerheid bevorderen door het minimumloon te verhogen, de welvaart te herverdelen en basisvoorzieningen uit te breiden.
Lees ook van Daan H. Teer: Een liberale overheid beschermt onze burgerlijke rechten door ze te vervullen
Filosofische invalshoeken verschillen te sterk
De vier lijsttrekkers definiëren het begrip vanuit filosofische wortels. Omtzigts definitie is pragmatisch. Hij wil armoede onder burgers voorkomen door in hun basisbehoeften te voorzien, indien zij deze niet kunnen bekostigen. Bontenbal, een christen-democraat, ziet gemeenschapszin ook als basisbehoefte. Hij wil die daarom subsidiëren.
Yeşilgöz blijft vaag. Als liberaal begrijpt ze dat de rechten van de één plichten voor de ander impliceren, wat ten koste gaat van de vrijheid. Een duurder sociaal vangnet leidt tot hogere inkomensbelastingen, wat mogelijk schuurt bij haar achterban. Voor sociaal-democraat Timmermans lijkt een uitbreiding van plichten geen probleem. Hij tracht vanuit bestaanszekerheid overheidsuitbreiding te legitimeren.
De definitie en reikwijdte van bestaanszekerheid
Zorg voor bestaanszekerheid is vastgelegd als overheidsplicht in artikel 20 van de Grondwet in 1983. Maar dat artikel hanteert een losse definitie. Zelfs een minipleister op een gapende wond kwalificeert zich nog als zorg.
Twee vraagstukken moeten worden opgelost. Het eerste is de definitie van bestaanszekerheid. Die betreft het liberale recht op leven. De tweede is de reikwijdte van de zorg hiervoor. Die zorg betreft de overheidsplichten tot het respecteren, beschermen en vervullen van dat recht.
Bestaanszekerheid dient eerst zuiver te worden gespecificeerd. Zonder nauwkeurige definitie kan hieraan niet worden voldaan, noch kan bestaanszekerheid dan worden begrensd. De overheid riskeert in dat geval zowel haar verwaarlozing als betutteling.
Het recht op leven moet worden gegarandeerd
De liberale democratie ontstond uit de liberale filosofie. Die heeft de rechten op leven, vrijheid en eigendom als haar grondbeginselen. Leven is een voorwaarde voor vrijheid: wie niet leeft, kan niet vrij zijn. Vrijheid is voorwaardelijk aan eigendom: wie niet vrij is, kan geen eigendom bezitten. Het recht op leven – als meest fundamentele mensenrecht – vormt zo de hoofdzuil van de vrije samenleving.
Maar de mens bevindt zich in strijd met de natuur. Haar entropie maakt dat armoede altijd voor iedereen op de loer ligt. Het ontbreken van voedsel, warmte en zorg leidt tot honger, onderkoeling en ziekte. Dat bedreigt het recht op leven. De zorg voor bestaanszekerheid is de overheidsremedie die voorziet in alle basisbehoeften en noodzakelijkheden voor overleving, en het recht op leven waarborgt. Dat garandeert kansengelijkheid, een gelijke startpositie waarvandaan burgers geluk nastreven.
Overheidsplicht tot bestaanszekerheid is te weinig specifiek
Het verschil tussen het respecteren, beschermen en vervullen van het recht op leven is cruciaal voor het bepalen van de reikwijdte van de overheidszorg voor bestaanszekerheid. Respecteren en beschermen zijn reeds geaccepteerde plichten van de overheid. Zij respecteert het recht op leven door het niet te overschrijden, en beschermt het door bedreigingen te voorkomen. Vervulling van het recht op leven is – gezien artikel 20 – ook een overheidsplicht. Maar in hoeverre, dat blijft ongespecificeerd.
Vaag gedefinieerde overheidsplichten resulteren in halfslachtig beleid. Op de invoering van artikel 20 volgde – tussen 1980 en 2015 – een algemene vermindering van sociale bescherming. Intussen is het toeslagenstelsel nodeloos gecompliceerd geraakt, waardoor mensen zonder nood te veel ontvangen en mensen in nood te weinig. Yeşilgöz stelde zelfs dat afschaffing ervan beter zou zijn dan hervorming. Het is een disfunctioneel ratjetoe. De armoede wordt eindeloos erdoor tegengegaan, maar nooit verholpen.
Het respecteren en vervullen van rechten kan alleen vrijwillig
De een zijn rechten zijn andermans plichten. Dat leidt tot frictie. Herverdeling vervult het recht op leven van armen door het eigendom van welvarenden te reduceren. Indien onvrijwillig overtreedt dat hun vrijheids- en eigendomsrechten. De liberale filosoof John Stuart Mill stelde dat de vrijheden van de een moeten eindigen bij de vrijheden van de ander. Hetzelfde geldt voor rechten. Deze moeten idealiter worden gegarandeerd, zonder dat de plichten nodeloos toenemen.
Maar burgers kunnen ook vrijwillig overeenstemming bereiken over de garantie van elkaars bestaanszekerheid. Dat voorkomt de overschrijding van vrijheids- en eigendomsrechten. Het geeft de overheid ook een concrete plicht: het tenietdoen van armoede onder burgers door de voorziening van basisbehoeften. Dat voorkomt verwaarlozing en betutteling. Zo wordt het recht op leven vervuld, maar blijven de rechten op vrijheid en eigendom gerespecteerd.
Een sociaal contract ter garantie van het recht op leven
Het recht op leven is een voorwaarde voor het recht op vrijheid, en dus de liberale democratie. Armoede bedreigt, in haar gevolgen, zelfs het leven van de meest welvarende burgers. De mens is als autonoom wezen vrij afspraken te maken om die bedreiging te voorkomen. Mensen kunnen daarom vrijwillig besluiten tot de gezamenlijke garantie van ieders bestaanszekerheid via de overheid. Zo’n overeenkomst heet een sociaal contract: van het volk, voor het volk, door het volk.