Adviseurs in de fout

06 november 2019Leestijd: 4 minuten
Illustratie: Flos Vingerhoets

Een klant die onnodig hoge verzekeringspremies heeft betaald, krijgt schadevergoeding van zijn adviseur. De branche gaat in beroep.

De afgelopen tien jaar zijn de premies van overlijdens­risicoverzekeringen hard gedaald, als gevolg van toegenomen concurrentie tussen verzekeraars. Voor veel klanten is het daarom financieel interessant om de lopende verzekering te beëindigen, en daarvoor in de plaats een nieuwe af te sluiten. Anders dan bijvoorbeeld bij hypotheken, krijg je bij het oversluiten van een overlijdensrisicoverzekering geen boete.

Tussenpersonen op de vingers getikt

begrafenisAlleen als u verwacht vrijwel niets na te laten, is een uitvaartverzekering zinvol. Verder hebben de verzekeringen weinig meerwaarde: Begrafenispolis blijkt vaak niet nodig te zijn

Het klachteninstituut voor de financiële dienstverlening (Kifid) heeft in diverse uitspraken tussenpersonen op de vingers getikt. Als adviseurs hun klanten niet op de gedaalde premies hebben gewezen, moeten zij het misgelopen financiële voordeel aan hun klanten vergoeden. ‘Een majeure kwestie in de verzekeringswereld, omdat het in potentie gaat om honderdduizenden verzekeringen,’ zegt Jurjen Oosterbaan (63), directeur van DFO, een bedrijf dat verzekeraars en tussenpersonen adviseert over juridische zaken.

‘Een pikant detail in de hele affaire is het eigen risico op de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de tussenpersoon,’ legt Oosterbaan uit. De tussenpersoon zal met een schadeclaim naar zijn of haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar stappen. Maar de verzekeraar beschouwt elke claim als een apart schadegeval. Veel claims, hoewel die duizenden euro’s per geval kunnen bedragen, komen niet boven het eigen risico uit. Oosterbaan voorziet dat tussenpersonen die met veel kleine claims te maken krijgen, in grote financiële problemen kunnen raken.

Jarenlang te hoge verzekeringspremie

Twee assurantiekantoren, Vlieg Advies Groep en De Hypotheker, hebben onlangs gezegd in hoger beroep te gaan bij het Kifid. De uitspraak van Vlieg ging over een klant die in 2009 een overlijdensrisicoverzekering afsloot. De looptijd van de verzekering was 30 jaar, het verzekerde bedrag dat bij overlijden tot uitkering zou komen, bedroeg 295.000 euro en de maandpremie was 91 euro per maand. In 2018 zegde de klant deze verzekering op, om via een andere tussenpersoon een verzekering met dezelfde dekking af te sluiten voor 40 euro per maand.

Het verschil in premie dat hij jarenlang onnodig heeft betaald, eiste de klant terug van Vlieg, maar die gaf niet thuis. Daarop stapte de klant naar het Kifid, dat hem wel gelijk gaf. Vlieg moet nu een schadevergoeding betalen van 942 euro. De Hypotheker verloor eveneens een zaak, maar de schadevergoeding kwam uit op nul. De klant kon niet aantonen dat hij de verzekering daadwerkelijk zou hebben overgesloten.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Een schadevergoeding komt niet vanzelf

Uit eerdere uitspraken leek een beeld naar voren te komen dat iedereen met een overlijdensrisicoverzekering een schadevergoeding kon indienen bij zijn tussenpersoon. Dat heeft het Kifid afgezwakt. Oosterbaan: ‘Als de tussenpersoon via bijvoorbeeld een nieuwsbrief heeft gewezen op de gedaalde premies, dan heeft hij aan zijn zorgplicht voldaan. Zo niet, dan moet de klant aantonen dat hij de verzekering daadwerkelijk zou hebben overgesloten.’

De klant moet vervolgens aantonen dat de premie daadwerkelijk omlaag kan. Als iemands gezondheid achteruit is gegaan, is een lagere premie vrijwel uitgesloten. Een schadevergoeding komt niet vanzelf naar de klant toe, waarschuwt Harm Jan Tulp (47), gespecialiseerd in financieel recht en partner bij Yspeert advocaten. ‘Toch raad ik iedereen aan om contact op te nemen met de tussenpersoon, of de verzekeraar als de overlijdensrisicoverzekering daar rechtstreeks is afgesloten. In overleg met de adviseur zal vaak een lagere premie kunnen worden afgesproken.’

Vlieg wil geen toelichting geven op de beslissing om in hoger beroep te gaan. De Hypotheker zegt in beroep te gaan om zo voor tussenpersonen meer duidelijkheid te verkrijgen. In eerdere zaken zeiden tussenpersonen dat zij hun klanten alleen moeten wijzen op belangrijke wijzigingen aan het product zelf, en niet aan veranderingen in vergelijkbare producten op de markt. Maar het Kifid veegde die betogen van tafel.

Een stapel van honderd klachten

Tulp geeft het Kifid daarin gelijk. ‘Bij het afsluiten van een financieel product moet je als klant onder meer weten wat je verzekert, en tegen welke premie. Tijdens de looptijd moet een adviseur zijn klant over belangrijke wijzigingen informeren, zoals premiedalingen in de markt.’ Volgens Tulp blijkt dat glashelder uit de wet. Hij denkt dat de uitspraken in het hoger beroep daaraan weinig veranderen.

Het Kifid heeft een stapel liggen van bijna honderd klachten van klanten die schadevergoeding willen. Voor de afhandeling ervan wacht het klachten­instituut op de uitspraken in hoger beroep. Maar daarna is de juridische strijd nog niet geheel gestreden. Vlieg kan naar de burgerlijke rechter stappen, als de uitspraak van het Kifid niet bevalt. Dat betekent dat er nog jarenlang strijd volgt. De rechter kent intussen veel ­gewicht toe aan de uitspraken van het Kifid. Tussenpersonen moeten met goede argumenten bij de rechter aankloppen om de zaak alsnog in hun voordeel te beslechten.