Publicatiedruk bij onderzoekers voedt nepwetenschap

MIT-studie over ChatGPT, hersenen en hoe media resultaten verdraaien (bron Getty)

In dit artikel

De feiten: Nepartikel publiceren in wetenschappelijk tijdschrift is kinderspel

Bron: Sloppy science, de Volkskrant

Het is kinderlijk eenvoudig om een verzonnen artikel gepubliceerd te krijgen in een wetenschappelijk tijdschrift. Dat laat Stan van Pelt, wetenschapsjournalist die onder meer schrijft voor de Volkskrant, zien in zijn nieuwste boek Sloppy science.

Verzonnen

Van Pelt liet ChatGPT een artikel schrijven over telepathie, een vorm van pseudowetenschap waarvoor geen enkel bewijs bestaat, en stuurde ‘zijn paper’ op naar Cases. Dat wetenschappelijke tijdschrift voor klinische en medische casuïstiek accepteerde het artikel voor publicatie.

En dat terwijl er in de discussiesectie letterlijk staat dat het manuscript is verzonnen. Van Pelt schrijft: ‘Het is gegenereerd door ChatGPT, om het gebrek aan peer review te testen. Er was geen echt experiment.’

Rooftijdschriften

Cases is een van de vele predatory journals, in het Nederlands nep- of rooftijdschriften genoemd. Dergelijke bladen doen alsof ze legitieme academische publicaties uitgeven, maar in werkelijkheid zijn ze vooral gericht op geld verdienen aan auteurs. Die betalen vaak een flinke som geld om hun artikel gepubliceerd te krijgen.

De ingezonden artikelen worden niet aan een kwaliteitsbeoordeling door vakgenoten (peer review) onderworpen, iedereen kan een manuscript insturen. Rooftijdschriften vormen hierdoor een grote bedreiging voor de wetenschap, omdat ze het vertrouwen, de kwaliteit en de toetsbaarheid van onderzoek ondermijnen.

EW's visie: rooftijdschriften gedijen door open acces en publicatiedruk

Door: Laurien Onderwater, redacteur Vooruitgangsgeloof

Rooftijdschriften zijn geen nieuw fenomeen, ze bestaan al zo’n vijftien jaar. De tijdschriften zijn een nadelig gevolg van het gratis toegankelijk maken van wetenschappelijke publicaties, open access genoemd.

Schaduwzijde van open access

Het idee van open access is nobel: wetenschap, vaak gefinancierd met publiek geld, moet ook publiek beschikbaar zijn. Voorheen was een abonnement nodig om een wetenschappelijk paper te kunnen lezen, iets wat Nederlandse universiteiten miljoenen kostte. Dat geld ging naar grote uitgeverijconglomeraten zoals Elsevier, Wiley en Springer Nature.

Met open access is het betaalmodel verschoven: niet de lezer, maar de auteur (oftewel, de onderzoeker) of diens instelling (meestal een universiteit) betaalt om te mogen publiceren via een article processing charge (APC).

Maar dit model heeft een schaduwzijde: hoe meer artikelen een tijdschrift accepteert, hoe meer geld het verdient. Rooftijdschriften maken handig gebruik – of misbruik – van dit systeem door geld te vragen voor publicatie, geen peer review te doen, en snel en massaal artikelen te accepteren om zoveel mogelijk APC’s te innen.

IJdele wetenschappers

De grote vraag is waarom een wetenschapper in vredesnaam zijn of haar artikel in een rooftijdschrift zou publiceren. Wetenschapsjournalist Stan van Pelt noemt in zijn boek Sloppy science ijdelheid als reden.

‘Nepbladen benaderen onderzoekers actief om een manuscript in te sturen, omdat ze ‘zo vooraanstaand’ zijn. Het dubieuze karakter van de afzender kan de ontvanger daardoor soms ontgaan, waarna hij of zij op de uitnodiging ingaat.’

Hoge publicatiedruk

Maar een misschien zorgwekkendere reden is de publicatiedruk die ook wetenschappers in Nederland ervaren. Voor subsidies, promoties of een vaste aanstelling moet veel worden gepubliceerd. De Engelsen noemen het publish or perish: wie niet publiceert, vergaat, ongeacht de wetenschappelijke waarde van het werk.

Omdat publiceren in gerenommeerde tijdschriften moeilijk en tijdrovend is, zoeken sommigen snellere routes. Rooftijdschriften spelen daarop in: ze beloven snelle acceptatie, vaak zonder serieuze beoordeling, zolang er maar betaald wordt. Het gevolg is dat onderzoekers zulke tijdschriften gebruiken om snel hun publicatielijst te vullen.

En dat is doodzonde, want het aantal gepubliceerde artikelen van een onderzoeker is geen indicator van zijn of haar kwaliteit.

Twijfelachtige onderzoekspraktijken

In 2022 bleek uit een grootschalig onderzoek onder 6813 wetenschappers (van veertien Nederlandse universiteiten en acht universitair medisch centra) dat 51,3 procent van de ondervraagden incidentele twijfelachtige onderzoekspraktijken toegaf. Publicatiedruk was de belangrijkste reden.

Rooftijdschriften zijn niet alleen een gevolg van het open-access-model, maar ook van een systeem dat kwantiteit boven kwaliteit stelt en waarin onderzoekers onder druk staan om te publiceren.

Verdere verdieping: tool om fraude te detecteren van Springer

In juli maakte de academische uitgever Springer Nature bekend over een tool te beschikken waarmee de integriteit van een paper kan worden gecontroleerd.

De tool detecteert ongebruikelijke zinnen die onhandig zijn opgebouwd of te ingewikkeld zijn. De uitgever geeft een voorbeeld: soms gebruiken onderzoekers de termen counterfeit consciousness (‘namaakbewustzijn’) in plaats van artificial intelligence (kunstmatige intelligentie).

Zulke zinnen geven volgens Springer Nature aan dat auteurs trucjes hebben gebruikt om plagiaatdetectie te omzeilen. Als de tool een aantal niet-standaardzinnen herkent, wordt het ingezonden manuscript ingetrokken.

Het is geen oplossing voor de publicatiedruk die veel onderzoekers ervaren. Toch is het goed dat uitgeverijen met dergelijke instrumenten aan de slag gaan, want er zeker wetenschappers die doelbewust fraude plegen.

Verder lezen: neppublicaties en pseudowetenschap