De feiten: Europees Hof wijst klimaatclaim Greenpeace tegen Noorwegen af
Bronnen: EHRM, VRTEen klimaatzaak van onder andere Greenpeace tegen Noorwegen is deze week gestrand bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM). De milieuorganisaties vonden dat Noorwegen geen vergunningen had mogen verlenen voor onderzoek naar nieuwe olieboringen in het noordpoolgebied.
Daar ging het Hof niet in mee: landen hebben ‘grote beoordelingsruimte’ bij het invullen van hun klimaatverplichtingen. Noorwegen heeft strenge regels voor olieboringen. Een vergunning om daadwerkelijk te gaan boren wordt normaal gesproken alleen verstrekt als er een beoordeling is van de klimaateffecten.
Als die beoordeling negatief uitvalt bij de projecten in deze zaak, kan de minister de boringen nog tegenhouden. Alleen bij uitzondering kan de minister kiezen om de klimaatbeoordeling niet te verplichten.
Interpreteert het hof het mensenrechtenverdrag te vooruitstrevend?
Het Hof vindt, net als eerder de hoogste Noorse rechter, dat Noorwegen aan zijn klimaatverplichtingen heeft voldaan. Wel waarschuwt het Hof dat het gebruik van de uitzondering niet wijdverspreid moet raken. Dan wordt het immers moeilijk om nog voldoende bescherming tegen klimaatverandering te bieden.
De uitspraak komt kort nadat het Hof een storm van kritiek kreeg. Het zou volgens rechtse politici een strenger asielbeleid in de weg staan door te vooruitstrevende interpretaties van het mensenrechtenverdrag.
Een speciaal interpretatieprotocol
De Belgische premier Bart De Wever stelde onlangs, samen met onder meer Denemarken en Italië, zelfs een speciaal interpretatieprotocol voor om de rechters in te tomen.
Het mensenrechtenhof heeft volgens deze landen ‘de mogelijkheden beperkt om politieke beslissingen te nemen in onze eigen democratieën’. De brief leidde tot boze reacties van oppositiepartijen en de Raad van Europa, die toeziet op naleving van het EVRM.
EW's visie: Mensenrechtenhof is bescheidener dan politici voorspiegelen
Door Maria Bouwman, redacteur Onze OverheidHet Europees Hof voor de Rechten van de Mens ligt onder vuur. Het zou lidstaten te erg beperken in hun vrijheid om democratische beslissingen te nemen. Maar is die kritiek wel terecht?
Het mensenrechtenhof is traditioneel gezien juist terughoudend in zijn uitspraken. Bijvoorbeeld als het gaat over transseksualiteit, homoseksualiteit en abortus. Als er over een onderwerp (nog) geen ‘uniforme Europese moraal’ bestaat, laat het Hof het oordeel aan de lidstaten.
Gebrek aan overeenstemming in verdragsstaten
Het hof liet daarom in 1988 een Zwitserse veroordeling in stand van een man die schilderijen had gemaakt waarop hij onder meer mannen afbeeldde die seks met elkaar hadden. De Zwitsers vonden dit ‘vulgair en aanstootgevend’.
Ook een procedure van Ierse vrouwen tegen een abortusverbod liep in 2010 stuk op een gebrek aan overeenstemming in de verdragsstaten. Alleen bij gevallen waarbij een vrouw in levensgevaar zou komen als de zwangerschap niet kon worden afgebroken, vond het Hof dat Ierland te streng was.
Het mensenrechtenhof is daarmee strenger dan het Amerikaanse hooggerechtshof – niet bepaald een baken van vooruitstrevendheid – tot voor kort was.
Mensenrechtenverdrag is een levend document
Dat komt doordat het mensenrechtenverdrag volgens het Hof een ‘levend instrument’ is, waarvan de interpretatie zich ontwikkelt op basis van de stemming in de lidstaten.
De Noorse klimaatuitspraak laat zien dat het hof terughoudend blijft met het van bovenaf opleggen van normen. Het beschermen van burgers tegen de bewezen gevaren van klimaatverandering is weliswaar verplicht, maar de manier waarop is nog altijd aan de lidstaten.
Die terughoudendheid is ook te zien op het gebied van asiel, dat juist een belangrijke reden was om het interpretatieprotocol voor te stellen. Het Hof oordeelde in 2011 dat de opvangsituatie in Griekenland mensonterend was. Daar liepen de eilanden vol met dakloze asielzoekers, wat leidde tot een extreme situatie.
Geen systemische gebreken in Italiaanse asielopvang
In een zaak over de opvang in Italië oordeelde het Hof vijf jaar later juist dat er weliswaar ‘gebreken’ waren, maar dat die niet ‘systematisch’ waren. Asielzoekers verbleven in Italië soms maandenlang op locaties die door een gebrek aan voorzieningen niet geschikt waren voor een langdurig verblijf.
Overigens is het de vraag of zo’n protocol gericht op het mensenrechtenhof, zou helpen. Niet het Hof in Straatsburg, maar de nationale rechter in België oordeelde in de periode van oktober 2021 tot mei 2024 bijna 9.000 keer dat de asielopvang tekortschiet.
Interpretatieprotocol is gebaseerd op politiek opportunisme
Het Belgische beleid van de afgelopen jaren is uitzonderlijk hard: in de praktijk komt het erop neer dat alleenstaande mannelijke asielzoekers op straat moeten leven. De Belgische overheid negeert uitspraken van de rechter en weigert dwangsommen te betalen.
Maar ook in dit geval kwam het oordeel dat dit mensonterend is niet van het mensenrechtenhof, maar van de Nederlandse rechter. Die verbood afgelopen zomer het terugsturen van alleenstaande mannelijke asielzoekers naar België.
Dat politici als Bart De Wever, en inmiddels ook een reeks andere regeringsleiders, een interpretatieprotocol eisen omdat het verdrag verouderd zou zijn, lijkt dus eerder gebaseerd op politiek opportunisme. En niet zozeer op de niet-zo-baanbrekende uitspraken die het mensenrechtenhof tot nu toe deed.