Pieter Waterdrinker: Ik kocht mijn spijkerbroeken in Crocus City

26 maart 2024Leestijd: 5 minuten
Bloemen bij de uitgebrande Crocus City Hall. Foto: Olga Maltseva/AFP

Een lenteweek vol omzwervingen door het vaderland biedt Pieter Waterdrinker wat afleiding van geopolitiek gerommel. Maar niet voor lang. Gelukkig wacht thuis de vertederende nieuwe poes Bantik.

Wat een voorrecht om zomaar een week lang met de trein en de autobus te mogen reizen door ons mooie vaderland! De bloesem van de magnolia is teer als porselein. De wit-roze bruidsjurken van de Japanse kers wiegen in de straten, in de parken, en fleuren zelfs een enkel donker urinesteegje op. Tipsy van de lente.

Ik heb een koffer, een openbaarvervoerskaart. En dan zijn er stemmen. De stemmen klinken alom.

‘Zijn naam is Theo, hij koopt boerderijen op zoals anderen tweedehands fietsen.’ Ik zit aan het ontbijt in een ­Airbnb in Friesland. De uitbaters zijn zestigers. Ze hebben hun melkveehouderij van 120 hectare en 220 koeien een paar jaar geleden verkocht.

‘We hoeven natuurlijk helemaal niet meer te werken. Maar wat moeten we anders? We runnen ook nog een camping. Theo – dat is er eentje! Hij koopt veebedrijven op als tweedehands fietsen. De huizen erop interesseren hem helemaal niks. Hij bekijkt de ligging, telt het aantal koeien en hectares, trekt dan zijn portemonnee. De man is multimiljonair. Hij begon als handelaar in konijnen.’

Parijs in Heerenveen

Ik neem de bus naar Heerenveen. Twee schooljongens naast me. Net zeventien. De ene tegen de ander: ‘Ik trek het niet meer, met school en alles. Maar mijn vader wil dat ik op zaterdag blijf werken bij de Aldi. Mijn moeder zit in Lelystad bij haar nieuwe vriend, die kutvent.’

Op het zonovergoten terras van ‘t Gerecht in Heerenveen lijkt rond het middaguur Parijs tot leven gekomen. Twee rietslanke meiden zitten er aan de witte wijn. Gekleed als voor een modeshow. Ze spreken Russisch.

Ik bestel een koffie, weet na een paar slokken al wat van ze af. Ze komen uit Kyiv.

Ik kan me niet inhouden. Hoe vinden ze het hier? ‘Alles is zo schoon, zo netjes, zo saai!’ In Kyiv werden ze elke vrijdagavond meegenomen, de stad in. Naar nachtclubs, naar cafés. ‘Hier zijn best wel knappe jongens, maar het zijn net kinderen. Bij ons zijn het echte mannen. Dat was ook al zo voor de oorlog.’ Dan zegt de ene: ‘U bent vaak in Oekraïne geweest? Hoe lang gaat alles nog duren?’

Slapen waar de Kaiser sliep

Ik signeer boeken, ik houd lezingen. Verkoop je tien boeken, dan verdien je 20 euro. Verkoop je er vijftig, dan 100 euro. Maar vijftig boeken op een dag verkoop je bijna nooit. Schrijver zijn in Nederland. Rennen, anders haal je de trein niet!

Een nacht mag ik logeren in een landhuis bij een vriend, opnieuw tussen de Japanse kers. Aan de rand van Zeist. De vriend zegt: ‘Prins Bernhard kwam hier vaak. Daarvoor de Duitse keizer.’

Ik slaap in een pand waar een schurk kwam die Europa mede in de Eerste Wereldoorlog stortte. Kaiser Wilhelm. En Bernhard – die was natuurlijk ook een geboren schurk.

‘Ik ben profeet’

‘Wat denkt u van de oorlog?’ Ik zit alweer in een zaaltje in Apeldoorn, pratend met een schrijversvriend over de letteren. ‘De oorlog,’ zeg ik. ‘De oorlog…’

Na afloop krijg ik een appje van mijn vrouw. Ze heeft een poes geadopteerd. Onze derde. De poes heeft reeds een naam. Bantik. Ik wilde eigenlijk geen derde poes. Maar zie de foto, en smelt als poolijs. Wil het liefst meteen naar huis.

Lees verder onder de tweet

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

‘Vuile teringlijer, kun je niet uitkijken?’ Voor het station in Amersfoort word ik door een zwerm jochies op fatbikes bijna doodgereden. ‘Ouwe lul, klootzak!’

Terwijl boomers zich even verderop laten drijven door de grachten (de bootjes hebben elektromotortjes) komt een man op me af. ‘U bent toch die schrijver? Ik ben profeet.’ Hij oogt volkomen normaal, op zijn pluisbaardje en hysterische oogjes na.

‘U weet het niet, maar de wereld vergaat nog voor de zomer. We kunnen er net zo goed mee ophouden. Goedendag! Vaarwel!’

Zwager in Haifa maakt zich zorgen

In Amsterdam begroet ik de aanstormende tram. Stap in. Twee Amerikanen knauwen over de Keukenhof. Nogal negatief.

Mijn vrouw appt me opnieuw. Ditmaal niet over de nieuwe poes. Maar over haar broer in Haifa. Hij en zijn vrouw maken zich steeds meer zorgen over het oorlogsgerommel vanuit Libanon.

Dan weer een appje, nu van een vriend uit Kyiv: ‘Die schoften bestoken de stad opnieuw. Was je nog van plan te komen?’

Het Damrak raast voorbij. De kaaswinkels, die met de plastic eenden.

Ik groet de mensen, de fonkelingen. Marc groet ’s morgens de dingen. Van wie was dat gedicht ook alweer? Paul van Ostaijen! DAA-AG VIS/ dag lieve vis/ dag klein visselijn mijn.

‘Wilders wordt op een dag omgelegd’

Op de Dam wapperen gifgroene vlaggen. Hamas. Hier stopt mijn groeten. Ik draai mijn kop vol walging even weg. Achter mij zegt iemand tegen iemand anders: ­‘Wilders wordt op een dag omgelegd. En dat kabinet wordt helemaal niks.’ Het kamermeisje in mijn hotel herkent me. Ze verwelkomt me in het Spaans.

Die avond ben ik bij een talkshow. Na afloop bij de bar praat ik met de baas van alle Nederlandse onderzeeërs. Hij is in vol ornaat, rijzig, met gouden tressen. De man straalt evenveel stabiliteit uit als ik eeuwige twijfel.

Hij zegt: ‘Dus u bent ook in Moermansk geweest? Daar trainden we ooit samen met de Russen. Als vrienden. Nu zijn we weer vijanden! We leven in duistere tijden.’

Ik kocht mijn spijkerbroeken in Crocus City

De volgende dag is een vrijdag. Zwarte vrijdag. Ik moet nog twee lezingen houden. Maar zit met mijn kop voortdurend bij de tragedie in Moskou. Zoveel doden, zoveel gewonden.

Crocus City. Ooit was daar de Miljonair Fair. ­Organisatie ter plekke: een vaderlandse miljonair. Met contacten. Met onuitputtelijke gelddrang. Jarenlang kocht ik in het complex mijn spijkerbroeken.

Terug op mijn hotelkamer bekijk ik nogmaals de foto van onze nieuwe poes. Bantik. Waarom heeft mijn vrouw haar niet gewoon Minoes genoemd? Of Molly?

Het lieve dier komt van een Russische vriendin. Heeft in rechte lijn Russisch bloed. Moet ik daarover voortaan maar beter zwijgen? Inderdaad, we leven in duistere tijden.