Nederlands grootste uitgeefconcern gaat in een experiment met kunstmatige intelligentie boeken hertalen voor de internationale markt. Een klap voor het al toch al veel te weinig gewaardeerde monnikenwerk van de vertalers.
Het is nooit te vroeg, ook nooit te laat, om het te hebben over het geschreven woord. Of liever gezegd: over het gepubliceerde, het gedrukte woord. Woorden kun je denken. Woorden kun je bedenken. Je kunt ze uitschreeuwen. Op muren kladderen. Op spandoeken. Maar publiceren, drukken: dat is andere koffie dan thee, zou wijlen Gerard Reve hebben gezegd.
Of wás het andere koffie dan thee? Is het dan binnenkort voorgoed afgelopen met de voorheen bijna heilige status van het gedrukte woord? De afgelopen dagen was er in de wereld van de schone letteren, zo’n beetje mijn habitat, nogal veel ophef maar zeer weinig vertier over een plan boeken binnenkort te laten vertalen door AI, ofwel: kunstmatige intelligentie.
‘Altijd al gedroomd om in het Engels gelezen te worden?’ Zo verraste VBK (Veen Bosch & Keuning), met dertien uitgeverijen veruit het grootste uitgeefconcern van Nederland, onlangs zijn liefst zesduizend (!) auteurs. De uitgeefmastodont kondigde aan zeer binnenkort te komen met door AI naar het Engels vertaalde titels voor de internationale markt. De manuscripten ondergaan nog wel één redactieronde van ‘een toonaangevend redactiebedrijf’.
AI-vertalingen zijn ondermaats
Veel auteurs, misschien al jaren dromend van een internationale doorbraak, hadden het nieuws misschien likkebaardend tot zich genomen. Eindelijk konden ze eens op een terrasje zitten in Londen, in New York, in Los Angeles, zogenaamd achteloos lezend in de Engelse versie van hun eigen boek. Misschien dat ze zelfs iemand met hun bellettristische pennenvruchten het bed in kregen. Dit keer niet op het Spui of op het Leidseplein, maar in Hyde Park, op Madison Square of in Hollywood. Het bestaan van lezinkjes in Haarlem, in Gouda, in Drachten of in Appingedam, voor een miezerige paar honderd euro en een fles wijn na afloop, zou misschien voorgoed verleden tijd zijn. Vanaf nu gloorde mondiale roem!
Maar de Auteursbond, de vakbond voor schrijvers, rinkelde al meteen met de alarmbellen. Die raadde de auteurs die bij VBK-uitgevers publiceren, waaronder Ambo/Anthos en Atlas Contact, aan niet op het aanbod in te gaan. De AI-vertalingen zouden ‘ondermaats’ zijn. Een vertaalmachine, zo luidde het verweer, kan nooit recht doen aan een literair kunstwerk.
Dat is natuurlijk waar. Open deuren zijn meestal waar. Maar is daarmee het verhaal ten einde? Nee. Het verhaal begint met de superuitgeefmastodont Simon & Schuster die VBK eerder dit voorjaar overnam. En natuurlijk maar één belang heeft: winst maken. Boeken, pulp, hoogwaardige literatuur, zijn natuurlijk ook gewoon handel. Net als doperwten, kousen, afwasmiddel, mobieltjes. Het aan – ook alweer wijlen – Martin Bril toegeschreven motto: Move the product! (Verpak het product opnieuw, verkoop het door) dreigt door AI aan de vooravond te staan van een geheel nieuwe dimensie.
Het gaat gewoon om de platte poen
Is dit fout? Moeten we hiervoor waken? Onderscheid maken lijkt me, eerlijk gezegd, een betere optie. Er is verschil tussen zakelijke non-fictie, die vermoedelijk tamelijk adequaat door AI kan worden vertaald, en literaire fictie en non-fictie, die nog altijd de toewijding en het taalgevoel vergen van de mens.
Het categorische njet van de schrijversvakbond is even kortzichtig als de juichtoon van VBK naar hun auteurs verdacht is. ‘Het is een 100 procent marktgericht project.’ En: ‘Wat we van je nodig hebben? Je enthousiasme en vertrouwen dat we jouw werk optimaal zullen exploiteren op de internationale markt.’
Want nogmaals: het gaat gewoon om de platte poen. We hoeven ons verder geen illusies te maken. Als sociaal-democraat, als mens die van nature geneigd is de kant te kiezen van de underdog, moet ik al dagen denken aan de vertalers die ik ken. Vorige maand vond ik bij de post twee vertalingen van mijn werk in Servië en in Hongarije. Als ik eraan denk wat de vertalers voor hun monnikenwerk betaald hebben gekregen, dan stroomt het schaamrood me naar de kaken.
Dat geldt ook voor de vertalers die ik ken in Nederland. Een paar jaar geleden lag de vergoeding voor het vertalen van literatuur nog op 6 à 8 cent per woord. Dat zal nu niet veel hoger zijn. Deze grove onderbetaling is niet alleen beschamend, maar plaveit tevens de weg naar uiteindelijk een literaire woestijn. Want hoe wil je de dreiging keren dat AI op termijn ook aan de haal gaat met het vertalen van ‘hogere literatuur’, anders dan met excellente vertalers? Met mensen van vlees en bloed?
Betere betaling voor vertalers
Vertalers waren lange tijd de stille dienstlakeien van de literatuur. Hooguit kende men de grote namen van Van Oorschots Russische Bibliotheek. Aleida G. Schot, Charles B. Timmer, Karel van het Reve. Bij andere talen leek het vaak of de boeken waren vertaald door anonymi, reeds door machines.
Het valt alleen maar toe te juichen dat de namen van vertalers, van deze kunstenaars pur sang, steeds vaker prijken op de omslagen van de boeken die ze hebben hertaald. Van de luchtspiegeling van de ene taal naar de luchtspiegeling van de andere. Betere betaling van hen zou niet alleen een zaak moeten zijn van de uitgeverijen, maar ook van de overheid. Voor de somberaars: na dit kabinet komt er een ander kabinet. Met dezelfde zekerheid als dat oorlogen eindigen in vrede.
En hoe staat het intussen met die glorende mondiale Engelstalige roem van al die duizenden schrijvers? Zij met zakelijke boeken, met feelgood-romannetjes en thrillers, die hebben zeker kansen. Waarom zou men hun die misgunnen? Ik gun zelfs de uitgeefkapitalisten in deze saga goud en geld.
Maar wat de vaderlandse literatuur betreft: een Engelse vertaling van een roman zal voor de meesten bij een droom blijven. Doorgaan met zwoegen is het enige. Zelf had ik nooit gehoopt op een Engelse vertaling, maar op een dag had ik er zelfs twee. De laatste werd zelfs juichend ontvangen, maar wat bleek? Met dat Engelstalige succes is het met elk ander succes: een heuveltje met maar een matig uitzicht. Moest ik kiezen tussen de literatuur en het leven, ik koos voor het leven.