Paul van Vliet: ‘Ik sta als een kabbelend beekje op het toneel’

25 november 2016Leestijd: 8 minuten
Paul van Vliet. Foto: Marco Bakker

Paul van Vliet is dinsdagavond op 87-jarige leeftijd overleden. Hugo Camps sprak in 2016 met de Haagse cabaretier. ‘Ik ben opgegroeid met de plicht: altijd door blijven gaan. Geen gemekker en gezeur, vooruit met de geit.’

Vertraagde motoriek? Niet bij Paul van Vliet (81). De Haagse cabaretier staat nog wekelijks in de Koninklijke Schouwburg. En binnenkort in Carré, om Toon Hermans te eren.

Op de viering van de honderdste geboortedag van Toon Hermans in het machtige theater Carré in Amsterdam zingt Paul Van Vliet 24 witte rozen.

Het succesliedje van de maestro zit de 81-jarige cabaretier als gegoten. Het is een liefdesliedje en hij is ook een liefdesgek. Van Vliet is een magistraal poëtisch temperament dat zinnen schrijft en zingt die tot diep onder de huid reiken.

Zijn optreden bij de herdenking van Toon, maandag 12 december, in Carré vindt hij eervol. ‘Van de grote drie was hij de nummer één. In zijn liedjes en sketches was hij tijdloos en universeel.’ Dat is ook de spankracht waarbinnen de Haagse cabaretier zich graag begeeft. Er is creatieve verwantschap tussen die twee. Beiden zijn beeldend kunstenaar in hun teksten.

‘Toon is altijd een schilder gebleven. Schilderen was ook wat hij het liefste deed. Een kleurenmens, beeldrijk. Ik zoek ook graag naar beelden. “Veilig achterop bij vader op de fiets” is een sterk beeld voor een land van polders en wind. Iedereen moet zijn eigen bagage dragen.’

Toon is altijd schilder gebleven. Een kleurenmens’

Zestig jaar op het toneel gestaan, en nog steeds niet uitgespeeld. Elke zondag staat hij in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag met een volledige voorstelling van anderhalf uur. Mensen komen uit heel het land. Hij heeft de teksten enigszins geactualiseerd. Meisjes van 13 zijn nu mannen van tachtig. De licht gealcoholiseerde Charles van Tetterloo vertelt nu over zijn belevenissen in het rusthuis. Nog even bekakt als vroeger.

Paul van Vliet(Den Haag, 1935) studeerde rechten in Leiden en zit in 2017 zestig jaar in het cabaret: in 1957 richtte hij met Liselore Gerritsen, Floor Kist en Kaj van Oven het Leidsch Studenten Cabaret op. Hij treedt nog altijd op.Nederland Den Haag 23-11-2016 Paul van Vliet Cabaretier, Zanger Foto www.marcobakker.com

Optimistische pessimist
Een enkele keer laat hij Bram van de commune en majoor Kees nog even los. Echt stil in de zaal wordt het bij de liedjes van Paul. Een voor een miniaturen van verlangen en weemoed. Infrarode pareltjes van het menselijke bestaan. Ook liedjes met heimwee naar morgen. Hij is tenslotte een optimistische pessimist.

Paul van Vliet is de cabaretier van de verwondering. Ideologische schema’s komen in zijn onemanshows niet voor. Hij wil mensen losmaken, ontroeren, zachtjes bij de hand nemen. Het is zijn paradox: hij kan ook giftig en opvliegend zijn, heeft weleens een onverlaat naar de keel gegrepen.

Als kind was hij al helemaal balorig. Een straatjochie. Maar eenmaal op het toneel valt de heftigheid weg. Dan wordt hij een gelukzoeker. Daarom geen statisch silhouet – het is verbijsterend hoe snel het hoofd en de benen van de 81-jarige nog zijn. Niks vertraagde motoriek.

Hij danst als vanouds over de planken met zijn boomlange lijf, scherp als een spijker. Paul is mooi oud geworden. Geen schijn van een verrimpeld hoofd, kleine vinnige oogjes zonder wallen, kampioen uitvouwbaarheid.

Al zegt hij nu: ‘Ik ben verdiept en verstild, dat is het geschenk van mijn gevorderde leeftijd. De onrust is er altijd, maar ik heb er een grondlaag van gemaakt. Ik sta niet meer te springen als een gek. Niet omdat het lichaam dat niet toelaat, maar omdat de onderwerpen die in mijn show voorbijkomen, dat niet nodig hebben. Ik sta als een fris kabbelend beekje op het toneel met zo nu en dan een plons als ouverture naar de lach.’

Gevochten voor de lach
Zestig jaar, avond na avond, heeft hij gevochten voor de lach van zijn publiek. Hij ranselde, zong en droomde het existentiële verdriet van zijn gehoor weg. Hij wou gelukkige mensen huiswaarts zien gaan – dat was de ambitie. Het is hem tot in lengte van jaren gelukt.

Paul van Vliet werd een van de populairste cabaretiers. Ook in Vlaanderen. Elk applaus werd een ovatie. Hij bleef er verlegen onder, wat hij ook in het dagelijks leven is. Natuurlijk valt een applaus als een warme jas over je heen als je anderhalf uur het beste van jezelf hebt gegeven. Maar de miniatuurman die hij is, kent een andere ontroering. ‘Het allermooiste is als je twee mensen in de zaal ziet zitten die aarzelend en voorzichtig elkaars hand nemen. Dan weet ik: ik heb ze geraakt. Daar word ik heel gelukkig van.’

Het begon allemaal met het Leidsch Studenten Cabaret waar hij met zijn toenmalige vrouw Liselore Gerritsen de bezieler van was. Nochtans studeerde Paul rechten en werd hij gevraagd als assistent van professor Huib Drion. Na een nachtje slapen koos hij voor de kunsten. ‘En daarover heb ik me nooit beklaagd.’

Hij stichtte theater PePijn, dat nog steeds bestaat. Nooit heeft hij moeten bedelen om een volle zaal, maar de echte Van Vliet-gekte ontstond door de jas van prins Claus.

Beatrix
Prinses Beatrix en Paul van Vliet kennen elkaar meer dan een halve eeuw. Ze studeerden samen in Leiden en bleven contact houden. Niet dat hij zich tot de intimi rekent, maar er is zeker sprake van wederzijds respect. Periodiek ontmoetten ze elkaar, vooral bij Haagse en artistieke plechtigheden.

‘Ik mocht optreden bij het verlovingsfeest van Beatrix en Claus. In Den Haag werd de ondertrouw gevierd met muziek en voordrachten. Het Residentie Orkest speelde en de Haagse Comedie en het Nederlands Dans Theater waren er. Ik stond in voor een moment van humor. Het waren de dagen dat het hele land verscheurd was over het huwelijk van Beatrix en Claus. Op weer een Duitser zat het volk niet te wachten.

‘Ik had ergens gelezen dat Claus geen overjas had. In ben in Den Haag een chique kledingzaak binnengestapt en heb een demi-saison loden jas gekocht. Die heb ik hem aangeboden met een verhaal erbij. Toen gebeurde iets. De zaal die volzat met stijve hoogwaardigheidsbekleders die de plechtigheid tot dan toe met levenloze mombakkes hadden uitgezeten, sloegen aan het gieren. Iedereen los.

‘Het werd rechtstreeks uitgezonden op televisie en toen ik thuiskwam, stonden horden journalisten aan de voordeur. De buurtbewoners kwamen ook toegelopen om mij een hand te geven. Ineens was ik bekende Nederlander. In het milieu noemden ze me Oranje Paultje, maar dat heeft niet lang geduurd.

‘Mijn shows werden inhoudelijk ontdekt en daar kwam geen vazal van het koningshuis in voor. Van geen enkele macht trouwens. Totale onafhankelijkheid is altijd mijn grote credo geweest. Ik verdraag geen bazen, heb ze ook als artiest niet gekend.

‘Ik ben mijn leven lang als cabaretier altijd een eenling geweest die met liedjes en teksten de ruimte hoopte te creëren opdat anderen ook eenling zouden kunnen zijn. In het spelen ging het mij alleen om de fantasie en de emotie van het publiek. Ik ben nooit om mezelf heen gaan liggen.’

Haagser dan de familie Van Vliet kan bijna niet
Den Haag zit Paul van Vliet in het bloed. Iemand schreef ooit dat als de stad een kind zou kunnen krijgen, dat alleen Paul van Vliet kon zijn.

Zijn moeder schreef en schilderde, zijn vader was beeldend kunstenaar en begenadigd tekenaar. Een artistieke biotoop dus. Na de dood van zijn moeder is Paul elke maandag met zijn vader gaan eten. Hij is 91 geworden.

Haagser dan de familie Van Vliet worden ze niet meer geboren. Toch verliet hij de stad en ging jarenlang in een boerderij in de polder wonen. In Breukelen. Het was een schitterend huis, een ode aan de vrijheid. Hij had zijn eigen schuurtje waar hij tot diep in de nacht kon schrijven. Bij vrieskou mocht hij graag door de eindeloze weilanden lopen. Altijd de kraag rechtop. Zo gaat hij ook naar het theater: met opgeslagen kraag.

Breukelen was een luxueus isolement, waaraan de cabaretier in die jaren behoefte had. Tenslotte speelde hij al jaren over zijn diepe bedeesdheid heen. Hij wist als geen ander dat succes tot de massa leidt, maar de afzondering nooit doorbreekt.

In 1992 werd een gezwel in een nier ontdekt. Niet operabel, zeiden de artsen. De nier ging eruit. Achteraf bleek het een goedaardig gezwel te zijn. Het was wel een zware ingreep, ook nog gevolgd door een longontsteking. Voor het eerst in zijn leven voelde Paul van Vliet iets van sterfelijkheid.

In 2007 werd hij getroffen door een burn-out en een zware depressie. De zwartste dagen uit zijn leven, zegt hij.

‘Ik ben opgegroeid met de plicht: altijd door blijven gaan. Geen gemekker en gezeur, vooruit met de geit. Kennelijk is me dat op een bepaald moment opgebroken. Vermoeidheid sloeg toe en somberheid volgde. Het was op.

Wanhoop
‘Totale wanhoop nam bezit van mij. Ik kon niets, wilde niets meer, bleef als een zombie in mijn zetel hangen, 24 uur leven vanuit een beklemming. Tot een wandelingetje was ik niet eens meer in staat. Het voelde alsof een bergketen van nutteloosheid over me heen was gevallen.

‘Therapie heeft me er langzaamaan weer bovenop geholpen. Maar de grootste verdienste gaat naar mijn vrouw Lidewij. Ze accepteerde mijn vrije val, joeg me niet op, bleef zorgzaam zoals ze altijd was geweest. We zijn sindsdien nog dichter naar elkaar toe gegroeid. Misschien wel in elkaar gegroeid. Ik hoop dat als de eindigheid heeft geslagen, we samen weg kunnen gaan.’

Hij heeft vrij recentelijk met een select gezelschap mee nagedacht over het voltooide leven. Discussies met Frits Bolkestein, Jan Terlouw, Mies Bouwman en Hedy d’Ancona hebben hem gesterkt in het recht om uit het leven te stappen als er geen perspectief meer is. Al zegt hij nu: ‘Of je het ook doet, weet je pas op de dag zelf. Mijn wens is samen te gaan, zodat er niemand hoeft te rouwen en te lijden.

‘Op dit moment zit ik nog vol energie. Ik schrijf nog graag en kijk elke zondag uit naar de voorstelling. Maar de koorts van vroeger is weg. Mijn leven is kleiner van formaat, maar zoveel menselijker geworden. De schutkring om me heen is dicht en intimiteit is een werkwoord geworden.

‘Natuurlijk is er ook spijt. Spijt dat ik zelf geen kinderen heb. Toen ik Lidewij leerde kennen, had zij al twee kinderen. En in mijn eerste huwelijk is het er niet van gekomen. Kinderloosheid is ook een vorm van kwetsbaarheid.’

Je komt het niet vaak tegen: een man van 81 die zonder bitterheid in zijn oude dag staat. Veel eelt op de ziel is er ook niet gekomen. Paul van Vliet is nog even fragiel in heimwee en verlangen. De gave van verwondering is nog lang niet uitgewoond.

Ik besef dat ik jarenlang het egocentrische leven van een artiest heb geleefd

Geen doorzakkertjes meer
En er mag dan geen spat slijtage op zijn lichaam zitten, het nachtbraken is voorgoed voorbij. Paul heeft hard geleefd, maar doorzakken is er niet meer bij. ‘Ik rook en drink, maar aan een nachtje doortrekken begin ik niet meer. Het heeft ook te maken met de relatieve zingeving die in mijn leven is gekomen.

‘Ik volg de wereld en de politiek, maar ga niet voor commentator spelen in mijn shows. Natuurlijk ben ik geschrokken van Trump en volg ik met argwaan het populisme van Wilders, maar de barricade is mijn plek niet. Ik zet liever de auto aan de kant om een paar regels voor een gedicht of een liedje te schrijven. Of een brief voor een brievenboek.

‘Ik besef nu ook dat ik jarenlang het egocentrische leven van een artiest heb geleefd. Tijd om iets terug te doen voor Lidewij die me die vrijheid altijd zo liefdevol heeft geschonken. Met het ouder worden, ben ik opener geworden in mijn relaties en op het toneel. Ik wil me niet meer verbergen. Iedereen mag zien dat wij hier negen oesters zitten te eten.’