Het is officieel: de Kamer perkt de rechten van afsplitsers in, tot woede van deze ‘zetelrovers’. Een ruime meerderheid ging akkoord met een voorstel om fracties die na de verkiezingen zijn ontstaan geld en spreektijd te ontnemen.
Is dat niet in strijd met de grondwet? En is dit voorstel wel goed voor de democratie? Elsevier.nl sprak met parlementair expert Bert van den Braak (Montesquieu Instituut) en onderzocht wat de mogelijke gevolgen zijn van het afstraffen van afsplitsers.
Volgens de Grondwet stemmen leden van de Staten-Generaal zonder last. Bij de herziening van de Grondwet in 1983 werd het begrip ‘ruggespraak’ geschrapt, om de vrijheid van Kamerleden te behouden om met de achterban of de partij te overleggen.
Afsplitsers en nieuwe fracties
Sinds de verkiezingen van 2012 zijn zes nieuwe fracties ontstaan in de Kamer door afsplitsingen. Het wordt een zooitje, stelt SGP-politicus Roelof Bisschop, de leider van de werkgroep die met het voorstel kwam. De Kamer wil daarom minder spreektijd en minder geld voor parlementariërs die uit hun fractie stappen, om het afsplitsen minder aantrekkelijk te maken.
‘Als afsplitsers worden belemmerd in hun middelen en mogelijkheden hun taak uit te voeren als Kamerlid, is dat in strijd met de Grondwet,’ aldus Van den Braak. Ook de heersende fractiedwang is in strijd met de Grondwet. ‘We moeten daar echt voorzichtig mee zijn.’
Het is dus niet de bedoeling dat fracties Kamerleden verplichten mee te stemmen met de partijlijn. Dat gebeurt wel steeds vaker, onder meer omdat het anders misschien lijkt of er onenigheid binnen een partij ontstaat.
Afwijkend stemgedrag was vroeger helemaal geen probleem: er was sprake van een groot aantal verschillen tussen de standpunten van tientallen individuele Kamerleden. In de negentiende eeuw werden oneindig veel coalities gevormd, afhankelijk van het onderwerp dat werd besproken.
Partij vs individueel mandaat
Politici komen niet alleen in de Kamer met een partij, maar vaak ook met een individueel mandaat. Door lobbygroepen en sociale media kunnen Kamerleden steeds meer een eigen profiel opbouwen. Zo werd CDA’er Pieter Omtzigt op de ‘onverkiesbare’ 39e plek gezet op de lijst van zijn partij voor de verkiezingen van 2012.
Hij voerde een persoonlijke campagne met onder meer de steun van pensioenfondsen: hij kon met meer dan 36.000 stemmen plaatsnemen op een comfortabele voorkeurszetel. Voor de verkiezingen van 2016 is hij op de vierde plek van de CDA-lijst geplaatst.
Paniek bij afsplitsers: wat u moet weten over het plan om ‘zetelrovers’ aan te pakken
GroenLinks-Kamerlid Liesbeth van Tongeren is ook een persoonlijke campagne begonnen, nadat zij van de kandidatenlijst van haar partij werd gehaald. Ook binnen een partij kan de individu dus een grote rol spelen in de Kamer.
‘Parlementariërs kunnen dan ook laten zien dat ze het “recht” hebben om af te wijken van de partijlijn, omdat ze hun eigen stemmen hebben verzameld. Zo wordt steeds meer ‘eigen campagne’ gevoerd, en bouwen politici een individueel profiel op.’
Om in dat geval een eigen zetel te winnen met voorkeursstemmen heeft een politicus een kwart van de kiesdeler nodig. In 2012 was de kiesdeler 62.828. Omtzigt had dus meer dan genoeg aan zijn stemmen, maar geen van de afsplitsfracties die op het moment in de Kamer zitten, zouden deze drempel van 15.707 stemmen hebben gehaald.
Kamervoorzitter Khadija Arib (PvdA) heeft aangegeven dat het daarom oneerlijk zou zijn dat deze politici onafhankelijk van hun partij nog in de Kamer blijven. De Kamermeerderheid wil dat parlementariërs die uit de fractie stappen of uit de partij worden gezet, hun zetel inleveren.
Fractiedwang?
Daarnaast heeft een reeds gekozen Kamerlid wel de luxe gehad van de campagne van de partij, die vaak veel geld kost. Zo’n partij heeft alle middelen om campagne te voeren en een programma uit te zetten, waar de kiezer vervolgens op stemt.
Zetelrovers worden nu in ieder geval beperkt in hun mogelijkheden, en misschien wordt de fractiedwang bij partijen daardoor alleen maar erger: Kamerleden worden nog afhankelijker van hun partij. Nu stemmen parlementariërs in 99,99 procent van de gevallen in lijn met de fractie.
Zoals Bisschop al aangeeft, is het bespreken van moties, nota en wetten wel makkelijker met een klein aantal partijen dan met tientallen minifracties. ‘Als de partij wil dat fractieleden met de partij meestemmen, heeft dit wel als resultaat dat de fractie als een geheel compromissen kan sluiten,’ beaamt Van den Braak. ‘En daar is onze democratie juist op gebouwd. Als 150 Kamerleden heel stellig zijn over specifieke punten, is er eigenlijk geen sprake meer van een poldermodel.’