Elsevier Weekblad-journalist Carla Joosten bespreekt regelmatig een eerste vrouw in een beroepsorganisatie of bestuurlijke functie. Dit keer Elisa Klapheck (1962), de eerste vrouwelijke rabbijn.
Als Elisa Klapheck spreekt vanuit haar functie als rabbijn noemt zij dat geen ‘preek’, maar ‘uitleg’. Haar doel is dat niemand onaangedaan de synagoge verlaat. Ze is altijd op zoek naar vernieuwing van de joodse traditie. Op televisie zei ze ooit dat ze ‘was geroepen in een droom’.
In Frankfurt was de geboren Duitse een van de oprichters van een eigen egalitaire liberale joodse gemeenschap en van 2005 tot 2009 was ze de eerste vrouwelijke rabbijn in Nederland: verbonden aan de modern-progressieve gemeente Beit Ha’Chidush – Huis van vernieuwing – in Amsterdam. Duitsland en Nederland waren wisselend haar thuisland, beide talen spreekt ze vloeiend.
Spanningen thuis
Klapheck werd in 1962 geboren in Düsseldorf. Ze ging naar de joodse lagere school. Op haar dertiende vertrok ze naar Nederland, het land waar haar opa en oma hun toevlucht hadden gezocht ten tijde van het naziregime in Duitsland (1933-1945) en waar haar moeder was geboren.
Meer Eerste Vrouwen
Suze Groeneweg: het eerste vrouwelijke Kamerlid
Dochter Elisa ging naar een kostschool in Ommen. Thuis waren er spanningen: ze kon het niet goed vinden met haar moeder. Zij en haar broertje moesten mee naar de synagoge, terwijl haar moeder de Thora ‘beslist’ niet had gelezen, zegt Klapheck later. Liever was ze in de weekenden bij haar oma. De hoogleraar filosofie en kunstgeschiedenis was een voorbeeld voor haar, en geen jodin. In 1979 begon Elisa aan de studie politicologie in Nijmegen. Ze keerde in 1982 terug naar Duitsland en maakte haar opleiding in 1986 af in Hamburg.
In die periode zou ze zichzelf niet omschrijven als religieus. Toch bestudeerde ze tijdens haar opleiding al de Thora en discussieerde ze daarover met vriendinnen. Maar dat deed ze, naar eigen zeggen, voor de lol. ‘Intellectuele pret’ noemde ze dat. Ze zou haar studie van het jodendom later autodidactisch voortzetten.
Journalist in Berlijn
Vanaf 1986 ging Klapheck aan de slag als journalist in Berlijn. Ze werkte voor Der Tagesspiegel en Die Tageszeitung en radio- en televisiestations. Toch had ze haar plek nog niet gevonden. Ze dacht, zo zei ze later, dat ze misschien nog ‘een ander vuur’ in zich had. In 1989 vertrok ze voor een paar maanden naar Israël, en dit gaf haar iets meer richting. Net voor de val van de Berlijnse Muur keerde ze terug naar Duitsland. In de jaren erna maakte ze programma’s over de voormalige Oostbloklanden. Hierdoor leerde ze steeds meer over de geschiedenis van Europese en Duitse joden en het joodse leven. Naoorlogse joden waren vooral gericht op Israël. Klapheck beschouwde zichzelf behorend tot de tweede generatie joden na de oorlog: niet meer gericht op Israël, maar met een blik op het eigen land en Europa. Hier lag volgens hen de toekomst.
Achteraf zegt ze over deze fase: ‘Ik zocht naar de innerlijke verbinding tussen politiek en jodendom.’ Haar denken paste in de tijdgeest: na de val van het communisme en het ‘wisselen van generaties’ maakte het jodendom een ‘verjonging’ door. De nieuwe generatie stelde zich als gezamenlijk doel om het jodendom nieuw leven in te blazen en zo vormden zich nieuwe initiatieven, groepen en gemeenschappen.
Vooruitstrevende visie
Klapheck identificeert zich dan steeds meer met het joods-zijn. Vanaf midden jaren negentig begint ze zichzelf jodin te noemen. Ze beleeft een droom met een ‘openbaring’, waarna ze zich volledig inzet voor het geloof. Israël betekent ‘vechten met God.’ Daarom moest het geloof volgens Klapheck worden getransformeerd van onderdanigheid en zwakte naar krachtig, zelfstandig en emanciperend.
Klapheck noemt zichzelf ook feminist. Ze ontwikkelde een vooruitstrevende visie op vrouwen binnen het geloof. Samen met andere liberaal ingestelde joden richt ze het Egalitären Minjan op (Minjan betekent ‘gebedsgroep’): een joodse gemeenschap van vooruitstrevende, egalitaire joden, waarin mannen en vrouwen gelijke rechten hebben.
Klapheck ging in 1997 als woordvoerder van de joodse gemeenschap in Berlijn aan de slag. Een baan met status. Ze richtte het maandblad Jüdischen Berlin op, dat uitgroeide tot de grootste krant van de joodse gemeenschap. Daarnaast was ze in 1998 een van de oprichtsters van Bet Debora, dat nog steeds conferenties organiseert voor Europese vrouwelijke rabbijnen, vrouwelijke voorzangers en vrouwen in andere leidinggevende functies binnen de religie. In 1999 was de eerste conferentie, die een groot succes was.
Culturele noodzaak
In 2004 rondde Klapheck de biografie af van Regina Jonas (1902-1944). Zij was een van de eerste voorvechtsters van gelijkheid tussen man en vrouw binnen het jodendom. Vrouwelijke rabbijnen – Rabbinerin in het Duits – noemde zij een culturele noodzaak. Jonas werd in 1935 in Berlijn benoemd tot de eerste vrouwelijke rabbijn ter wereld en kwam in 1944 om in concentratiekamp Auschwitz. Klapheck zag Jonas als een voorbeeld: van haar leerde ze hoe rabbijn te zijn.
Meer van Carla Joosten
Laat duizend Jacobi’s in den lande bloeien
In datzelfde jaar (2004) treedt Klapheck in de voetsporen van Jonas: in de Verenigde Staten rondt ze haar opleiding tot rabbijn af. In het boek So bin ich Rabbinerin geworden, Jüdische Herausforderungen hier und jetzt beschrijft ze haar weg naar het rabbijnschap.
Ze werd Rabbinerin van de gemeenschap in Frankfurt en een jaar later geïnstalleerd als eerste vrouwelijke rabbijn van Nederland bij Beit Ha’Chidush in Amsterdam. Haar visie paste bij de ideologie van deze gemeente: beide waren op zoek naar vernieuwing van het geloof. Onder leiding van Klapheck – die graag benadrukt dat rabbi ‘mijn leraar’ betekent – voer de gemeenschap een progressieve koers. Er was ruimte voor filosofie en nieuwe joden werden verwelkomd. Volgens de joodse wetten geeft de moeder de religie door, maar wie een joodse vader of een andere joodse geschiedenis had, mocht zich ook aansluiten – evenals homo’s. Er werd zelfs tweemaal ‘roze sabbat’ gevierd: een dag speciaal voor alle ‘LGBT-joden’ van over de hele wereld.
In 2009 keerde Klapheck terug naar haar eigen gemeenschap in Frankfurt en in 2012 promoveerde ze cum laude op haar proefschrift over de joodse filosofe Margarete Susman (1872-1966). Op haar website zegt Klapheck: ‘Ik werd rabbijn na mijn veertigste, en promoveerde op mijn vijftigste. Ik ben een laatbloeier.’