Pensioenoverleg geklapt: wat nu?

21 november 2018Leestijd: 3 minuten
Minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees. Foto: ANP.

Afgelopen nacht liep het pensioenoverleg tussen het kabinet, de vakbonden en de werkgevers stuk. Na weken van onderhandelen en overleggen, soms tot diep in de nacht, is besloten niet meer verder te praten. Het is een nederlaag voor het kabinet dat de gewenste pensioenhervorming niet doorgaat. Vier vragen en antwoorden over het pensioenakkoord dat er niet kwam.

Waarover spraken kabinet, vakbonden en werkgevers?

Het was een van de grote voornemens uit het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte III. Er was volgens de regering ‘een nieuwe balans nodig’ in het pensioenstelsel. Het stelsel zou niet meer aansluiten bij de veranderende arbeidsmarkt. Om dat te hervormen, werd er gesproken met de vakbonden en de werkgevers, die over de pensioenen gaan. Het kabinet hoopte het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken en aan te laten sluiten op veranderende arbeidsmarkt en de stijgende levensverwachting van de Nederlandse bevolking.

Wat wilde kabinet bereiken met hervorming pensioenstelsel?

Een belangrijk onderdeel van dat nieuwe stelsel was de mogelijkheid om individueel pensioenvermogen op te bouwen. Dat is nodig, omdat er een steeds groter wordende groep werknemers niet meer in vaste dienst werkt en zelf verantwoordelijk is voor het opbouwen van een pensioen. Acht van de tien zzp’ers sparen niet voor een pensioen.

Arthur van Leeuwen: Laat zzp’er zelf pensioen en verzekering betalen

Het doel van het kabinet was daarom om een pensioenstelsel te creëren waarbij mensen persoonlijk pensioenvermogen konden opbouwen, maar de risico’s nog wel worden gedeeld dankzij het collectief.

Als mensen een eigen spaarpot krijgen voor hun pensioen, zou dat een grote verandering zijn ten opzichte van het huidige Nederlandse pensioenstelsel. Nu is het nog zo dat de pensioenen uit een gezamenlijke pot worden betaald, bestaande uit de premies van werknemers en het rendement daarvan.

Waarom liepen de gesprekken spaak?

Sinds het aantreden als minister van Sociale Zaken was Wouter Koolmees (D66) aan het werk om de pensioenhervorming te bereiken. Daarover sprak hij met de vakbonden FNV, CNV en VCP en de werkgeversorganisaties VNO-NCW en LTO. Naar mate een akkoord dichterbij kwam, schoof afgelopen week ook premier Mark Rutte (VVD) aan.

Wilt u stoppen met werken voor de AOW-leeftijd? Lees dan dit coververhaal van vorig jaar terug: Eerder stoppen met werken, hoe doet u dat?Cover Elsevier Weekblad 46 2017

Toch werd er geen akkoord bereikt, de vakbonden namen geen genoegen met de voorstellen van het kabinet. Dat was bereid om de pensioenleeftijd, die vanaf 2021 op 67 jaar ligt, langzamer te laten stijgen. Het huidige voornemen is namelijk dat vanaf 2022 de pensioenleeftijd zich aanpast aan de langer wordende levensverwachting van de bevolking. Het kabinet zou tijdens het overleg hebben voorgesteld de pensioengerechtigde leeftijd pas in 2024 op 67 jaar te leggen. Drie jaar later dan nu het geval is.

Het totale pakket om de veranderingen door te voeren, zou volgens premier Rutte 7 miljard euro hebben gekost. Het kabinet deed de FNV ‘vergaande tegemoetkomingen’ zei Rutte, maar die vakbond vond dat het kabinet niet ver genoeg ging in het langzamer laten stijgen van de pensioengerechtigde leeftijd.

Wat zijn de gevolgen van het uitblijven van pensioenakkoord?

Rutte begreep het opstappen van de vakbond ‘totaal niet’ en was ‘zeer teleurgesteld’. FNV-voorzitter Han Busker was ‘buitengewoon teleurgesteld’. Maar de kans is klein dat ondanks de teleurstelling er snel weer wordt gesproken. Na afloop van het laatste overleg gisteren zei Busker: ‘Het lijkt erop dat we er met dit kabinet niet uit gaan komen.’

U hoeft natuurlijk niet met pensioen. Een op de tien pensioengerechtigden werkt door. Lees hier het verhaal: Genieten van uw pensioen, of toch doorwerken?

Als het pensioenakkoord ongewijzigd blijft, ligt de pensioengerechtigdeleeftijd op 67 jaar en drie maanden in 2022 en dreigen kortingen op de pensioenen voor veel mensen. Een aantal grote pensioenfondsen, zoals PME (het pensioenfonds voor werknemers in de metaal en techniek) en PZFW voor medewerkers in de zorg, staat er financieel niet goed voor. De dekkingsgraad van die fondsen dreigt te lang onder het minimum niveau van 104 procent te raken. Als de dekkingsgraad langer dan vijf jaar onder dat niveau is, zullen de pensioenen moeten worden gekort.