Henri Lenferink: ‘Je moet niet bang zijn, eropaf!’

14 augustus 2023Leestijd: 8 minuten
Als historicus voelt Lenferink zich al twintig jaar thuis in Leiden. Foto: Suzanne van de Kerk

Henri Lenferink, de langst zittende burgemeester, gaat met pensioen. Tijdens een fietstocht door zijn Leiden blikt hij terug. ‘Mensen moeten tegen je aan kunnen schoppen.’

Zijn er eigenschappen die hij, de langstzittende burgemeester van Nederland, overeenkomstig heeft met Mark Rutte, de langstzittende premier? Delen ze een overlevingsinstinct, ausdauer? Henri Lenferink (66) moet er even over nadenken. Hij heeft Rutte geregeld van dichtbij meegemaakt, en bewondert diens vermogen om tijdens vergaderingen ‘iedereen erbij te houden’.

Henri Lenferink (Delden, 1957) studeerde geschiedenis. Werkte aan de Radboud Universiteit, was raadslid en wethouder in Arnhem. Sinds 15 mei 2003 burgemeester van Leiden. Voorzitter van Veiligheidsregio Hollands Midden. Getrouwd, twee kinderen.

Maar de verschillen zijn groter dan de overeenkomsten, zegt de PvdA’er die sinds 2003 burgemeester van Leiden is. Bij de samenstelling van zijn college heeft een burgemeester nog minder invloed dan de premier bij de vorming van een kabinet. ‘En ik heb mijn eigen stijl. Vaak wordt gezegd dat de burgemeester een procesregisseur is. Ik niet, voor mij telt de inhoud. Je doet dit werk niet omdat je het proces zo leuk vindt, maar omdat je ergens naartoe wilt met de stad.’

Aan de directheid van Leidenaren moest Henri Lenferink wennen

Die stad lag er in bestuurlijk opzicht gehavend bij toen Lenferink twintig jaar geleden aantrad, na een periode als wethouder in Arnhem. De gemeenteraad had ruzie met het college, wethouders met ambtenaren, en de rest met elkaar. ‘Ik werd gewaarschuwd: pas op, het is een wespennest,’ zegt de in Twente geboren Lenferink. ‘Tijdens mijn allereerste vergadering dreigde het college uiteen te vallen over een meerjarenbegroting, dat was een fijne binnenkomer. Ik vind conflicten helemaal niet leuk, voor mij is een harmonieuze sfeer belangrijk.’

Moet je net de goedgebekte Leidenaren hebben. Aan hun directheid moest Lenferink – zachte stem, Twents accent, ietwat verlegen glimlach – wel even wennen. ‘Het voordeel was dat ze mij al snel heel vriendelijk vonden.’ Dat is wederzijds: Lenferink prijst zijn wethoudersploeg en de samenwerking met de raad.

Wat ook hielp in die eerste jaren was dat hij met overmacht was gekozen via een burgemeestersreferendum, een van de weinige in de geschiedenis. Bijna drieëneenhalve ambtstermijn later is het mooi geweest. Per 1 september gaat hij met pensioen. Hoe hield hij het zo lang leuk? ‘Niet zo moeilijk. Je moet gewoon een beetje áárdig zijn voor elkaar. En deze baan is gewoon superinteressant. Ik sta elke dag op met drie nieuwe ideeën.’

Inmiddels is hij totaal vergroeid met de stad en haar inwoners die, zo weet hij nu, op moeilijke momenten een soort ­naoberschap laten zien dat hij kent uit Oost-Nederland. Zo leefde de stad intens mee met de familie van het verongelukte meisje Doris. En na de uitvaart vorig jaar van de veertienjarige Esmee, die werd vermoord door haar turnleraar, was dat ook het geval. ‘Ongekend, wel tienduizend mensen langs de weg. Het was een vreselijke gebeurtenis, maar de stad liet zich van haar mooiste kant zien.’

Op die stad is Lenferink merkbaar trots, en hij vindt het dan ook een goed idee om op de fiets een rondgang te maken langs plekken die voor hem bijzondere betekenis kregen, en gelegenheid bieden om nog eens terug te blikken.

‘Je bent als burgemeester niet de baas. Je dient de inwoners van de stad’

De eerste stop is het Van der Werfpark, vernoemd naar Lenferinks verre voorganger Pieter Adriaensz. van der Werff (1529-1604). Voor zijn standbeeld is elk jaar op 3 oktober een massaal bijgewoonde koraalzang, onderdeel van de viering van Leidens Ontzet. Gewoontegetrouw vormt het Wilhelmus het slotakkoord van de samenzang. ‘Een paar jaar geleden had je toch de discussie over de vraag of kinderen het volkslied moesten leren? Ieder Leids kind kent het Wilhelmus.’ De waarde van het feest is niet te onderschatten, vindt Lenferink. ‘Een godsgeschenk voor de stad. Tijdens de traditionele hutspotmaaltijd sprak ik eens een Afghaans gezin. Ze vertelden dat ze aan alles gingen meedoen, aan alle rituelen, omdat ze wilden weten waar iedereen het over had. Dus het werkt!’

Voelt hij eigenlijk verwantschap met Van der Werff, over wie de mare gaat dat hij tijdens het Beleg van Leiden in 1574 de hongerende bevolking zijn eigen lichaam te eten aanbood? ‘Mijn offers halen het niet bij de zijne. Maar in de kern voel ik hetzelfde: je bent als burgemeester niet de baas. Je dient de inwoners van de stad.’

Henri Lenferink bood Benno L. een flat aan

Grote offers, behalve een beetje vermoeidheid, bracht Lenferink naar eigen zeggen dus niet. Maar beproefd werd hij wel degelijk. Zo was er in 2014 de affaire rond Benno L., een zedendelinquent die na zijn celstraf terugkeerde in de maatschappij. Diverse gemeenten weigerden L. te huisvesten, waarna Lenferink hem zonder de gemeenteraad in te lichten een flat aanbood. Het adres lekte uit, veel Leidenaren waren woedend. Lenferink sprong direct op de fiets. ‘Er werd geadviseerd om in een politieauto te gaan, maar dan creëer je afstand. Moet je juist niet doen. Ik zei tegen de omwonenden: ik neem dit besluit, en u mag me erop aanspreken als het fout gaat.’

Er volgde een serie bijeenkomsten met betrokkenen. ‘Achter in de zaal stonden boze leden van een motorclub, die ik kort ervoor uit het door hen gekaapte clubhuis had gezet. Ons zet je op straat, en die pedo krijgt een huis – dat sentiment hing er. Ja, best een gespannen sfeer, maar ik vond het enorm interessant.’ Lachend: ‘Er woonden veel ouderen in het flatgebouw waar Benno L. kwam te wonen. Op een van die avonden nam een oud dametje het woord. “Burgemeester,” zei ze met krakende stem, “ik snap wel waarom u die meneer hier heeft neergezet. Bij ons is de sjeu er zo langzamerhand wel een beetje vanaf.”’

Ook herinneringen aan zulke roerige tijden koestert hij. Maar ervaart hij dan nooit de dreiging waarmee veel andere bestuurders te maken hebben? ‘Je moet niet bang zijn. Eropaf, laat je niet wegstoppen! Jaren geleden werden bij een politie-inval in een wijk wapens gevonden. Dan ga je ernaartoe, ze schelden je de huid vol, maar op het laatst komen er een paar naar me toe die zeggen: “Ik ben het niet met u eens, maar het is wel stoer dat u er was.” Je moet je door al dit soort dingen niet te veel laten beïnvloeden, dan kun je je werk niet doen.’

Henri Lenferink is populair in de stad

De fietstocht voert het centrum uit. Onderweg gaat geregeld de hand omhoog – Lenferink is, hoewel geen opvallende verschijning, populair in de stad. Gedurende zijn ambtstermijn werd de katholieke historicus meer en meer een burgervader, met aandacht voor de zachte kant van het besturen.

‘Door de ontkerkelijking heeft de burgemeester de rol van de dominee overgenomen. Vooral als de samenleving het moeilijk heeft, wordt naar de burgemeester gekeken.’ Hij somt op: MH17, Charlie Hebdo, op die momenten moet je er staan. En niet te veel politiek bedrijven graag. ‘Volgens mij worden burgemeesters daarom vaak behoorlijk gewaardeerd.’ Het ambt is op meer punten veranderd, zegt hij: het gemeentebestuur begeeft zich op meer terreinen, en burgemeesters zijn zichtbaarder dan vroeger.

Langs café De Stal – ‘dat heet zo omdat Herman, de eerste transgene stier ter wereld, daar op stal stond’ – gaat het naar het Bio Science Park, Nederlands grootste biotech-cluster en een van de grootste ter wereld. ‘De stad is lekker op dreef, en het Bio Science Park is een belangrijke motor. Ik ben hier permanent mee bezig. We hebben het over 21.000 banen, eenderde van het totaal in de stad.’

Bio Science Park belichaamt toekomsgerichte kant van Leiden. Foto: Suzanne van de Kerk

Onafgebroken wijst hij in de rondte: daar zitten de ‘ongelooflijke laboratoria’ van TNO, verderop maken ze mini-orgaantjes op een chip, en daar zit farmaceut Janssen, hoofdrolspeler tijdens de corona­pandemie. ‘Ja, dat voedde het Leidse eergevoel. Tijdens de lockdown konden de mensen van Janssen doorwerken doordat we meer ruimte beschikbaar maakten.’

Door naar het Schilperoortpark, tot voor kort een parkeerplaats, nu een plek die wat Lenferink betreft symbool staat voor de vergroening van de stad. ‘Twintig jaar geleden was dat amper een thema, nu zijn we er voortdurend mee bezig. Je moet vanmiddag eens terugkomen, dan is dit echt de place to be. Ik wandel hier graag met mijn vrouw.’

In het Schilperoortpark: ‘Niet zo lang geleden was die nog een parkeerplaats’. Foto: Suzanne van de Kerk

‘Een van de weinige nadelen van het ambt is dat je altijd aan staat’

Veel meer dan de afgelopen decennia zal hij daar na 1 september tijd voor hebben. ‘Een van de weinige nadelen van het ambt is dat je altijd aan staat. Lange dagen, lange weken, weinig eigen keuzes in je agenda. En dus ook weinig tijd voor mijn gezin.’

Eenmaal in al die jaren speelde een overstap naar een grotere stad. ‘Er kwam een verzoek uit Utrecht, toen Aleid Wolfsen en Ralph Pans streden om het burgemeesterschap. Ik werd gevraagd mee te doen aan het referendum. Heb ik niet gedaan. Ik had het hier naar mijn zin, en zo veel verschillen die steden niet. Wat ook meespeelde, was dat ik dan tussen half september en half oktober campagne had moeten voeren. Onmogelijk! Hier 3 oktober vieren, terwijl de mensen weten dat ik in de race ben voor Utrecht? Dan was mijn burgemeesterschap in Leiden sowieso geëindigd, en had ik misschien met lege handen gestaan.’

Lenferink heeft zijn fiets inmiddels geparkeerd voor het nieuwe asielzoekerscentrum. In het voormalige kantoorgebouw wonen de komende jaren enkele honderden asielzoekers. ‘Geen mooi gebouw, wel een belangrijk gebouw. In Leiden is iedereen welkom. Je had in 2015 overal in het land discussies over de ­opvang van vluchtelingen. In Leiden kwamen er 250. In een paar dagen tijd hadden we zevenduizend vrijwilligers­initiatieven. Ik moest zelfs mensen teleurstellen: ik had niet genoeg vluchtelingen voor al die vrijwilligers.’

Verwacht hij rond het asielzoekerscentrum geen ontevreden omwonenden, zoals in veel andere gemeenten? ‘Nee. En dan nog, soms is er gedoe. Hoort erbij. Een burgemeester moet zich niet verschuilen achter processen of achter de gemeenteraad. Dat zou mijn advies zijn aan de twintig jaar jongere versie van mezelf die het ambt nog moet ontdekken. Wees niet bang! Sta ergens voor en leg het duidelijk uit. In het openbaar bestuur mag de angst niet regeren. Mensen moeten tegen je aan kunnen schoppen. En als mijn besluit verkeerd uitpakt, ben ik weg. Zo hoort het.’

In Bij het asielzoekerscentrum. ‘Geen mooi gebouw, wel belangrijk gebouw.’ Foto: Suzanne van de Kerk