Hoe ziet de Spreidingswet er in de praktijk uit?

Eric van der Burg verdedigt met succes de spreidingswet in Eerste Kamer. Foto: ANP

Onder regie van provincies gaan 342 gemeenten aan de slag met huisvesting van asielzoekers. Hoe ziet de verdeling volgens de Spreidingswet er op de kaart uit?

Op de eerste dag van deze maand werd na een onverwachte ontknoping in de Eerste Kamer de Spreidingswet van kracht. Voluit: de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.

Op de kaart linksboven is te zien hoeveel opvangplaatsen voor asielzoekers elk van de twaalf provincies moet realiseren. Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant krijgen de meeste plaatsen toebedeeld; Zeeland en Flevoland de minste. Daaruit blijkt al wel dat niet vrije ‘ruimte’ de verdeelsleutel was, maar een kan-nog-meer-bij-principe.

Bepalend is hoeveel procent van alle Nederlanders een gemeente telt. Dat is ook het percentage asielplekken van het totale aantal benodigde plekken dat een gemeente moet leveren. Maar met een correctie. Welvarende gemeenten moeten meer plekken leveren dan minder welvarende. Leidend is de sociaal-economische score van wijken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de zogeheten SES-WOA-score.

In totaal moeten de 342 gemeenten, onder de regie van de provincie, 96.000 plekken leveren, duurzame bestaande locaties inbegrepen. Deze taakstelling geldt vanaf 1 januari 2025 voor twee jaar. Tot 1 november hebben gemeenten de tijd om het per provincie eens te worden over de onderlinge verdeling. Binnen zes maanden na dit ‘verdeelbesluit’ moeten de plekken zijn aangeboden aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

De taakstelling voor statushouders en de opvang van zo’n 100.000 Oekraïners komen er nog bij.