Premium Lock Waarom recht op ‘gelijke behandeling’ vaak verkeerd wordt begrepen

ARTIKEL 1 VAN DE GRONDWET. FOTO: ROBIN UTRECHT/HH/ANP

Bepaalde begrippen klinken vaak en stellig, maar zijn lang niet zo absoluut of gaan niet op in Nederland. Neem nu het recht op ‘gelijke behandeling’, zoals verankerd in artikel 1 van de Grondwet. Dat leidt altijd weer tot verwarring, schrijft Geerten Waling.

Gelijkheid is niet alleen een waarde, maar ook een traditie in Nederland. Het land dat al eeuwen geleden door samenwerking aan de zee is onttrokken en daarna door handel en pragmatische tolerantie uitgroeide tot een welvarende republiek, dat land was altijd al behoorlijk egalitair. Letterlijk en figuurlijk platter dan andere landen. Dan is het dus niet zo vreemd dat in dat land het allereerste artikel van de Grondwet daarover gaat: gelijke behandeling. Het stond al sinds 1815 in de constitutie, maar kreeg veertig jaar geleden pas zijn huidige vorm en plaats: op nummer 1. Het is dan ook een belangrijk grondrecht, al wordt het vaak verward met een onderlinge gedragscode. Hoe zit het eigenlijk?

De omwenteling van 1983: gelijke behandeling op nr. 1

Artikel 1 van de Grondwet: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ De laatste twee kenmerken zijn afgelopen jaar toegevoegd, de rest van het artikel stamt uit 1983.

Toentertijd is de Grondwet opnieuw ingedeeld en aan de tijd aangepast, na een debat dat al begon in de jaren zestig, toen de staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) de constitutie onder de loep nam en voorstellen deed tot modernisering, inclusief een algemeen discriminatieverbod. In de plaats en de verwoording die artikel 1 kreeg in 1983, klonk de geest van de jaren zeventig.

Tijdens het kabinet-Den Uyl (1973-1977) stond gelijkheid centraal, maar drie Kamerleden – Marcus Bakker (CPN, 1923-2009), Annelien Kappeyne van de Coppello (VVD, 1936-1990) en homo-emancipator Coos Huijsen (onafhankelijk, 1939) – maakten zich hard om in artikel 1, naast de expliciet genoemde gronden, de zinsnede ‘op welke grond dan ook’ op te nemen. Dit uit vrees dat het recht op gelijke behandeling anders al te beperkt zou worden opgevat. Het was in die tijd bijvoorbeeld nog ondenkbaar homoseksualiteit expliciet in de Grondwet te zetten, terwijl discriminatie een realiteit was. Het merkwaardige compromis leidde wel tot blijvende discussie over artikel 1. Want zijn die expliciet genoemde gronden dan belangrijker dan de ongenoemde, zoals ‘leeftijd’?

Pim Fortuyn en de verwarring over artikel 1

Artikel 1 kwam in 2002 opeens in de aandacht door Pim Fortuyn. Of eigenlijk door een blunder van de Volkskrant, die in een voorpagina-artikel op 9 februari van dat roemruchte verkiezingsjaar Fortuyn aanwreef dat hij ‘dat rare Grondwetsartikel’ wilde afschaffen.

Maar Fortuyn, op zijn beurt onzorgvuldig, doelde op art. 137 Wetboek van Strafrecht, dat belediging en discriminatie strafbaar stelt. Fortuyn had een punt om zich te keren tegen deze strafrechtelijke inperking van de vrije meningsuiting op vage gronden – en hij zou postuum in zijn gelijk worden bevestigd door de rommelige en onbevredigende vervolgingen van PVV-leider Geert Wilders voor diens film Fitna (2010-2011) en voor diens ‘minder Marokkanen’-uitspraak (2014-2021).

Premium Lock

Laden…

Premium Lock Word abonnee en lees direct verder

Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.

  • Bent u al abonnee, maar heeft u nog geen account? Maak die dan hier aan. Extra uitleg vindt u hier.

 

Premium Lock Verder lezen?

U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.

Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?

Bekijk abonnementen

Premium Lock Er ging iets fout
Premium Lock Uw sessie is verlopen

Wilt u opnieuw