Antisemitisme wordt steeds luider en is nu ook tegen individuen gericht. Wanneer wordt er nu eens een grens getrokken, vraagt Rosalie van der Broeck zich in een ingezonden opinie af.
Nog voordat de eerste Israëlische militairen Gaza binnentrokken, werd in Nederland al tegen dit offensief geprotesteerd. Terwijl deze acties aanvankelijk veelal gericht waren tegen de Israëlische regering, kwam daar tijdens de opening van het Holocaustmuseum een eind aan.
Daar moest niet alleen president Herzog het ontgelden, maar klonken kreten als ‘Oprotten, kankerzionist’ ook toen een Holocaustoverlevende ter plekke arriveerde. Maar het bleef bij woorden.
Antisemitisme steeds persoonlijker
In de weken hierna werd telkens een nieuwe grens overschreden. Met een brandbom naar de Israëlische ambassade veranderde verbaal geweld in fysiek geweld. En toen activisten een concert van Lenny Kuhr verstoorden, bleken ook individuele Joden een legitiem doelwit.
Enkele dagen later werd het ultieme dieptepunt bereikt. In een wijk in Amstelveen werd een pamflet verspreid waarin een jonge vrouw die voor het Israëlische leger vocht samen met haar moeder met naam, toenaam en adres gedoxt. ‘Er woont een kindermoordenaar in jullie buurt,’ zo luidde het bijschrift. Diezelfde woorden kreeg de moeder niet veel later naar haar hoofd geslingerd toen ze in haar huis door drie personen werd opgezocht.
Toekijken maar niets doen
Het lijkt mij goed om even stil te staan bij waar we inmiddels zijn beland. Een Joodse zangeres is tijdens een optreden lastiggevallen, een Joodse moeder in haar eigen huis geïntimideerd. Hoe hebben we het zo ver kunnen laten komen? Het antwoord op die vraag luidt zoals het dat zo vaak doet: omdat we toekeken, maar niets deden.
De escalatie van de afgelopen weken komt namelijk niet uit de lucht vallen. De weg hier naartoe zien we bijvoorbeeld terug aan onze universiteiten. Zo ondertekenden honderden studenten en docenten aan de Universiteit van Amsterdam een manifest waarin 7 oktober werd bejubeld.
Aan diezelfde universiteit moest een Joods gezin het diploma van hun kind in een aparte kamer ontvangen, omdat er vanuit het publiek ‘Fucking Jews!’ naar hen werd geschreeuwd.
‘Hamas is my brother’
Aan andere universiteiten zien we soortgelijke incidenten. Maar toen Joodse studenten een noodkreet deden, voelden enkele prominente hoogleraren zich geroepen om elke vorm van antisemitisme aan universiteiten te ontkennen.
Het deed me denken aan een scène uit de animatieserie Avatar. Terwijl een machine zich een weg door de muren boorde, werd daar een hele stad voorgehouden dat er buiten helemaal geen oorlog woedde. ‘There is no war in Ba Sing Se.’
Het is ditzelfde soort goedpraten en wegkijken dat we keer op keer weer hebben gezien. We zagen het toen ‘Hamas is my brother’ bij de opening van het Holocaustmuseum werd gescandeerd.
Individuele Joden lastigvallen, is toch echt antisemitisme
Zelfs toen de grens nog verder werd opgerekt bleef het goedpraten maar doorgaan. We zagen het toen de voormalig voorzitter van de jongerenafdeling DWARS van GroenLinks de ophef over de aanslag op de Israëlische ambassade afdeed als ‘tone policing’.
We zagen het toen Lenny Kuhr tijdens haar optreden werd lastiggevallen. Dat was geoorloofd, want haar kleinkinderen vochten voor de IDF, het Israëlische leger.
Laat mij over één ding duidelijk zijn: kritiek op de staat Israël is in een vrije samenleving ieders goed recht en absoluut niet hetzelfde als antisemitisme. Maar als we goedpraten dat individuele Joden thuis of op hun werk lastig worden gevallen, begint het er wel verdacht veel op te lijken.
De gebeurtenissen van de afgelopen weken komen niet uit de lucht vallen. Incident op incident heeft het wegkijken en goedpraten geleid tot een klimaat van normvervaging. Een klimaat waarbinnen altijd weer een excuus wordt gevonden om iedere Jood die ook maar iets met Israël te maken, heeft vogelvrij te verklaren.
Antisemitisme: dit nooit meer
De Tweede Kamer heeft nu een manifest tegen Jodenhaat ondertekend. Hoewel dit een mooi signaal afgeeft, is het too little, too late. We deden niets toen de terreur van 7 oktober werd verheerlijkt. We deden niets toen Joodse studenten werden uitgescholden op universiteiten. We deden niets toen Joodse vrouwen op hun werk en zelfs thuis werden opgezocht en geïntimideerd.
Keer op keer deden we niets.
Over iets meer dan een maand herinneren we op 4 mei elkaar allemaal weer aan diezelfde belofte: dat nooit meer. Als we dat menen, dan is een manifest niet genoeg. Want een manifest beschermt Joodse kinderen niet op school. Een manifest houdt de activisten niet weg uit je huis. Een manifest is al lang niet meer genoeg.
Als we die belofte echt menen, dan nemen we maatregelen waar de Joodse gemeenschap ook wat aan heeft. Want nooit meer is niet morgen. Niet volgende week. Nooit meer is nu.