‘The great communicator’. De unieke spreekstijl van Mark Rutte

09 oktober 2020Leestijd: 8 minuten
premier Mark Rutte tijdens het debat in de Tweede Kamer over de bestrijding van het coronavirus. Foto: ANP.

Volgende week is Mark Rutte tien jaar minister-president. Als hij in maart de verkiezingen wint, zal hij naar alle waarschijnlijkheid Ruud Lubbers vervangen als langstzittende premier. Niet eerder had ons land zo’n getalenteerde allround spreker als politicus, betoogt debatexpert Roderik van Grieken. Wat maakt Rutte zo goed en welke debattechnieken gebruikt hij?


Roderik van Grieken (1972) volgt als oprichter en directeur van het Nederlands Debat Instituut de politiek op de voet. In samenwerking met de Universiteit Leiden reikt hij elk jaar tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen de Debatprijs uit.

Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.

Ideale poldermanager

Mark Rutte is het type leider dat wij graag zien in Nederland, dat eigenlijk wars is van leiderschap. We weten dat managers nodig zijn, maar het idee dat iemand in rang boven ons staat en ons kan vertellen wat we moeten doen, roept automatisch weerstand op. ‘Wie denkt hij wel dat hij is’ klinkt in de wandelgangen al vrij snel over de baas. Rutte voelt dit goed aan en past zijn manier van spreken erop aan. Een mooi voorbeeld daarvan was de afgelopen maanden in een persconferentie te horen in zijn antwoord op de vraag of Nederlanders wel voldoende naar zijn oproepen luisteren: ‘Het laatste wat ik wil, is dat mensen naar mij luisteren. Wat ik wil, is dat mensen hun gezond verstand gebruiken en doen wat verstandig is.’ Zo worden wij graag toegesproken.

Rutte wil ook niet worden gezien als een sterke leider die een bijzondere functie bekleedt. Standaard heeft hij het over zijn ‘baan’ en hij gaat nooit naar het Torentje of naar het Catshuis, maar naar ‘kantoor’. Spreekt hij als eerste premier sinds Joop den Uyl het hele land toe op een ingelaste persconferentie, dan heeft hij het achteraf over zijn ‘praatje’. Overal waar hij komt stelt hij zichzelf voor als ‘Mark’, en als hij het over zijn politieke collega’s heeft dan noemt hij ze het liefst ook alleen bij de voornaam.

Alles dat hiërarchie en afstand kan benadrukken, masseert hij zoveel mogelijk weg. En laat dat nou precies het hoogst haalbare zijn wat in ons land over je kan worden gezegd wanneer je succesvol bent: ‘Hij is zo gewoon gebleven!’ De beelden die de wereld overgaan van onze premier die zijn gemorste koffie zelf opruimt, vervullen ons stiekem met trots. Daar waar de Fransen gaan glimmen bij presidentiële grandeur zien wij juist graag dat onze premier toch vooral een hele gewone jongen is.

Altijd authentiek

Maar je kunt van alles communiceren zonder dat het effect heeft. Het valt of staat met de vraag of mensen je boodschap geloven. Vanuit de klassieke retorica noemen wij dit het ‘ethos’ van de spreker; zijn geloofwaardigheid. Een belangrijk onderdeel hiervan is dat de boodschap en de boodschapper zoveel mogelijk overeen moeten komen. Dit is altijd het geval, en daarin onderscheidt Rutte zich van veel andere politici bij wie boosheid, betrokkenheid of ontspannenheid vaak iets te geregisseerd en daardoor ongeloofwaardig overkomt.

Bij Rutte geldt what you see is what you get. In elke situatie straalt hij uit dat hij honderd procent zichzelf is. De communicatie is nooit geforceerd en altijd ontspannen. En dat overtuigt. Of hij nu uit het hoofd onder grote politieke druk de HJ Schoo-lezing houdt of met een zaal vol boze Zeeuwen in gesprek gaat.

Een exemplarisch voorbeeld is een bezoek van Rutte aan het Witte Huis twee jaar geleden. Veel politiek leiders zitten wat ongemakkelijk en gespannen naast de onvoorspelbare en horkerige Donald Trump tijdens het standaard persmoment in het Oval Office. Zo niet Rutte. Als Trump onverwacht zegt dat het geen probleem is wanneer het de Verenigde Staten en de Europese Unie niet lukt om een handelsakkoord te sluiten, reageert Rutte direct ontspannen. Lachend meldt hij dwars door het verhaal van de president heen dat dit juist erg slecht nieuws zou zijn. Alsof hij op bezoek is bij de buurman. Vergelijk dat eens met voorganger Jan Peter Balkenende die ooit zichtbaar geïmponeerd hetzelfde ritueel doorliep bij George W. Bush.

Een ander bijzonder moment is wanneer hij tijdens een verkiezingsdebat zijn tekst kwijt is en lachend om zijn assistent roept: ‘Carolien!’ Debatleider Annechien Steenhuizen en tegenstander Lodewijk Asscher zijn totaal overvallen en weten niet wat ze met het moment aan moeten. Rutte komt in zo’n situatie als sympathieke winnaar uit de strijd, daar waar het politieke kerkhof vol ligt met collega’s die hun carrière door zo’n moment voortijdig zagen eindigen. De reden? Rutte straalt volledige controle en ontspanning uit en dat beeld is vele male sterker dan wat er qua tekst mis gaat. In zekere zin ligt hier een gelijkenis met Donald Trump. Ook bij hem spat de controle altijd en overal van het scherm. Zelfs wanneer aan de inhoud van zijn boodschap geen touw is vast te knopen.

De slimme debater

Rutte is vooral een zeer slimme debater met ongelooflijk veel dossierkennis. Dat laatste helpt enorm tijdens debatten. Hij is sinds 2002 actief in de landelijke politiek en de meeste van zijn politieke tegenstanders verslaat hij ruimschoots als het gaat om ervaring. Maar het is niet de dossierkennis die hem tijdens debatten zo sterk maakt. Het is vooral zijn retorische lenigheid. Wanneer hij tijdens lange Kamerdebatten urenlang door de oppositie wordt aangevallen, lukt het hem toch om als een dirigent de sfeer, het tempo en de inhoud van een debat te controleren.

Positief staat hij iedereen te woord, complimenteert collega’s met hun goede en terechte vragen en legt de nadruk op punten waarop hij het ‘helemaal eens’ is met de vragensteller. Na deze paaiende fase knipt de premier de gestelde vraag meestal op in deelvragen. Ook hier straalt hij uit dat hij de vraag zeer serieus neemt, maar intussen is hij die in alle vriendelijkheid vooral onschadelijk aan het maken. Binnen de door hem zelf gedefinieerde deelvragen gaat hij zo grasduinen dat hij aan de ene kant de vragensteller bijna altijd een cadeautje geeft: ‘Daar gaan we mee aan de slag,’ maar tegelijk de onderliggende kritiek weet weg te masseren. Slechts een enkeling weet heel af en toe vat op hem te krijgen.

Hij vertelt ook graag een grappige anekdote tussendoor. Zo vertelt hij Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren tijdens een debat en passant graag over de hond die zijn familie vroeger had en die geen worst bij de slager wilde. Of hij zorgt voor ontspanning door midden in een debat te vertellen over het compliment dat de Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern hem onlangs gaf over de mooie landbouwtentoonstelling op het Malieveld die ze op de televisie had gezien. Het bleek te gaan om een van de demonstraties van boeren. Terwijl de hele Kamer lacht, pakt de premier de draad van het debat weer op.

Komt hij een keer echt in het nauw tijdens een debat, dan duikt hij op detailniveau de inhoud in. Je kunt dan teksten verwachten als: ‘Maar meneer Asscher, dan nu even precies analyseren wat er gebeurd is,’ gevolgd door een specifieke tijdlijn aangevuld met concrete citaten uit verslagen. In alles straalt hij uit dat hij van alle details op de hoogte is. Pleiten de feiten tegen zijn verdediging dan bedenkt hij vooraf een redenering die op zichzelf sluitend is en wijkt daar, desnoods urenlang, geen millimeter vanaf. Hoe men hem ook duwt, hij blijft staan op dat ene eilandje midden in de kolkende zee, in de wetenschap dat één stap opzij fataal kan zijn.

Lees ook de column van Gerry van der List over Mark Rutte: glorieuze gladiator in de televisiearena

En als ook dat ene eilandje is verdwenen, dan gooit hij heel af en toe zichzelf als argument in de strijd. Zoals bij de vele debatten over de afschaffing van de dividendbelasting. ‘Ik voel in mijn vezels dat dit goed is voor Nederland.’ Of tijdens een debat over de Teeven-deal toen alle feiten tegen hem pleitten: ‘U moet mij maar gewoon geloven dat het is gegaan zoals ik het u hier zeg.’ En hij komt ermee weg. Zelfs wanneer hij, in het geval van de afschaffing van de dividendbelasting, na meer dan een jaar van een soms pijnlijke, eenzame strijd op een maandagochtend opeens vertelt dat de maatregel toch niet doorgaat. ‘Ik geloof nog steeds dat het een hele goede maatregel is, maar bij een eerste test is gebleken dat hij toch niet uitpakt zoals wij gedacht hadden.’ En geruisloos verdwijnt het voor hem zo pijnlijke dossier van tafel.

Excuses als wapen

Wanneer politiek gevaar dreigt, beschikt de premier over nog een retorische handigheid die gerust bijzonder is te noemen: excuses maken. De afgelopen tien jaar zijn er meerdere voorbeelden van dat hij expliciet door het stof ging. ‘Ik heb daar niet goed genoeg naar gekeken en dat spijt mij oprecht,’ over een onderhandelingsfout bij de formatie van zijn tweede kabinet, die achteraf moest worden rechtgezet. ‘Dat is een stommiteit van mij geweest,’ tijdens een debat over de Teeven-deal. En vorige week nog: ‘Dat had ik niet zo moeten zeggen,’ over zijn oproep een paar uur eerder aan voetbalsupporters ‘gewoon hun bek te houden’ tijdens wedstrijden.

Een zeldzaamheid in het politieke theater, waar fouten toegeven vooral wordt gezien als teken van zwakte. Bij Rutte is het juist een belangrijk wapen. Hoe dat komt? Door een combinatie van timing en maatwerk. Meestal is hij met zijn excuses zijn politieke tegenstanders te snel af. Hij zorgt ervoor dat hij, nog voordat zij een politiek nummer hebben kunnen maken, het mea culpa al op tafel legt. Op die manier heeft hij maximaal de regie en neemt hij de rest de wind uit de zeilen.

Het is immers een beetje mosterd na de maaltijd om iemand ter verantwoording te roepen als hij al heeft toegegeven dat hij fout zat. Daarnaast voelt hij perfect aan hoe diep hij door het stof moet om redelijk onbeschadigd door te kunnen. Soms buigt hij overdreven diep, andere keren geeft hij zichzelf een heel klein tikje op de vingers. Het resultaat is hetzelfde; de ijsschots wordt omzeild en Rutte kan weer door.

En wat bijzonder is, is dat hij zelfs na tien jaar premierschap nog steeds een behoorlijke gunfactor heeft onder zijn collega’s. Zijn concurrenten kunnen politiek hard met hem botsen, maar vrijwel zonder uitzondering zijn ze uitgesproken positief over de mens Rutte.

Hij communiceert betrokken, transparant en geeft iedereen aandacht. En de energie spat ervan af op een manier waar zijn concurrenten met bewondering naar kijken. Onlangs nog tijdens het marathondebat tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen; een vermoeid klinkende Kamervoorzitter Khadija Arib probeerde het spervuur aan vragen aan de minister-president na vele uren voor een pauze te onderbreken. De hele Tweede Kamer was er zichtbaar aan toe. Behalve Mark Rutte, die aangaf dat hij eerst nog graag een aantal vragen over een specifiek thema wilde beantwoorden. En door ging hij uiteindelijk, tot ver na middernacht. Met plezier en met totale controle over de inhoud en het proces.

Iedere politicus heeft een houdbaarheidsdatum. Zeker een minister-president. Er komt een dag dat de burger op je is uitgekeken en dan kan het heel snel afgelopen zijn. Meestal eindigt het dan pijnlijk. Denk aan Ruud Lubbers, denk aan Jan Peter Balkenende. Maar bij Mark Rutte heeft het er alle schijn van dat hij die dag lachend en vol goede moed de deur van het Torentje achter zich zal dichttrekken. Op weg naar een nieuwe baan op een nieuw kantoor om daar voor zijn nieuwe collega’s af en toe een praatje te houden.