Hebben de aanslagen in Groot-Brittannië invloed gehad op de verkiezingen die premier Theresa May van haar meerderheid beroofden? Zou Emmanuel Macron ook opeenvolgende Franse verkiezingen hebben gewonnen als Frankrijk niet was getroffen door een reeks grote of kleinere aanslagen? Zullen aanslagen in Duitsland invloed hebben op de verkiezingen in september?
Vast staat dat terroristische aanslagen ingrijpende effecten kunnen hebben op verkiezingen. Aanslagen kunnen ook de democratie zelf beïnvloeden, bijvoorbeeld als angstige overheden vrijheden (van meningsuiting, privacy) inperken. Terrorisme loont, zonder twijfel. Wat weer niet wil zeggen dat de effecten volledig voorspelbaar zijn.
Maximaal effect van terreur in Madrid in 2004
Een klassiek voorbeeld van maximaal effect van terreur deed zich in maart 2004 voor in Spanje, toen bomaanslagen op treinen in Madrid tot 191 doden en 2.050 gewonden leidden. De aanslag was drie dagen voor de parlementsverkiezingen. De regerende conservatieven stonden er goed voor, maar de socialisten deden het ook niet slecht, onder meer met hun belofte om Spaanse troepen terug te trekken uit Irak.
De regering suggereerde dat de aanslagen het werk waren van de Baskische terreurbeweging ETA, in de hoop daar een maximaal voordeel mee te behalen bij de verkiezingen. Die valse suggestie kostte de conservatieven de kop. Het was snel duidelijk dat islamitische terroristen verantwoordelijk waren – Al-Qa’ida claimde die verantwoordelijkheid ook. De socialisten wonnen de verkiezingen, gingen regeren en trokken meteen de Spaanse troepen terug uit Irak –zoals beloofd, maar ook zoals door Al-Qa’ida geëist.
In 1977 beïnvloedde terreur de Nederlandse verkiezingen
We hoeven niet ver van huis om de invloed van terreur op verkiezingen te illustreren. In 1977 gijzelden Molukse terroristen tegelijkertijd een trein en een school in Drenthe, kort voor de Kamerverkiezingen. Er was nog twijfel of de verkiezingen moesten doorgaan, maar de Haagse politieke leiders vonden dat de terroristen niet moesten worden beloond.
Wel werden de campagnes in 1977 gestopt. Dat was in het voordeel van de regerende PvdA-premier Joop den Uyl en CDA-minister van Justitie Dries van Agt, omdat die in tegenstelling tot de andere lijsttrekkers in beeld bleven, als staatslieden die het land door deze moeilijke tijd moesten slepen. Van Agt deinsde er zelfs niet voor terug om dat effect nog te versterken door in een politie-Porsche en in een helikopter naar Drenthe te reizen.
Uiteindelijk won premier Joop den Uyl (‘Kies de minister-president’) onverwacht glansrijk de verkiezingen met de hoogste score – 53 zetels in de Tweede Kamer – die de PvdA ooit heeft behaald. Met het hoofd in de wolken van arrogantie verloor de PvdA vervolgens wel de formatie: Van Agt werd premier, met Hans Wiegel van de VVD als vicepremier.
Ook in 2002 verkiezingen in teken terreur
Op de ochtend van 6 mei 2002 lekte een peiling uit die voorspelde dat Pim Fortuyns LPF de grootste partij zou kunnen worden bij de Kamerverkiezingen van 15 mei. Nog diezelfde dag werd Fortuyn vermoord. De LPF van wijlen Fortuyn scoorde spectaculair (26 zetels), maar het CDA werd met 43 zetels en een winst van 14 de echt grote winnaar.
Dat Fortuyn zo snel de gunst van de kiezers kon verwerven, kan deels in verband worden gebracht met de aanslagen van 11 september 2001 in New York en Washington, die ook in Nederland het beeld van islam en islamitische immigratie deed kantelen. Dat was het eerste effect van terreur op verkiezingen.
Het tweede effect bestond eruit dat de kansrijke Fortuyn door terroristisch ingrijpen werd vermoord en zijn pas opgerichte en nogal chaotische partij van zijn leider werd beroofd. Het CDA had al maanden een uitgekiende strategie klaar om met Fortuyn mee te liften, zij het dat de bedoeling was om kort voor de verkiezingen enige afstand te nemen en zich zo als een redelijk alternatief te presenteren. Die rol kreeg het CDA van Jan Peter Balkenende nu als gevolg van het terroristisch ingrijpen van Volkert van der Graaf in de schoot geworpen.
Verbod godslastering dreigde na moord op Theo van Gogh in 2004
Dat terreur wordt beloond is evident, al zijn de effecten niet altijd voorspelbaar. Veiligheids- en inlichtingendiensten worden uitgebreid, rechten kalven af. In najaar 2004 stelde CDA-minister van Justitie Piet Hein Donner kort na de terroristische moord op Theo van Gogh voor om godslastering weer effectief te verbieden – precies wat Van Goghs moordenaar Mohammed Bouyeri graag wilde horen. Koningin Beatrix ging op voorspraak van de Amsterdamse burgemeester Job Cohen (PvdA) niet op bezoek bij de familie Van Gogh, maar wel naar een discussiebijeenkomst met jonge Marokkanen.
Dan de Franse presidents- en parlementsverkiezingen van dit voorjaar, 2017. Het land leed onder een reeks kleinere en grotere islamitische terreuraanslagen. De bekendste: Charlie Hebdo, januari 2015, 17 doden en 22 gewonden. Bataclan, november 2015, 130 doden, 368 gewonden. Nice, juli 2016, 86 doden, 434 gewonden.
Onder bepaalde voorwaarden kan een leider zoals de Franse president onder dergelijke omstandigheden uitgroeien tot een nationale, bindende figuur. De socialistische president François Hollande was dat niet gegeven. Het is zelfs denkbaar dat zijn positie door de reeks terreuraanslagen nog verder werd verzwakt.
Invloed terreur op kanteling Frankrijk moeilijk aan te geven
Echt grote invloed lijken de reeks aanslagen op het eerste gezicht niet te hebben gehad op de toch verrassende opkomst van Emmanuel Macron en diens nieuwe beweging En Marche. Het succes van Macron vertekent trouwens wel. Bij de presidentsverkiezingen haalde ook de ‘populistische’ Marine Le Pen een nooit eerder vertoonde score. In Frankrijk zijn de socialisten en de gaullisten die sinds 1945 de macht hadden, gemarginaliseerd. De invloed van de terreur op die belangwekkende kanteling is slecht aan te geven.
Dat geldt ook voor de Britse parlementsverkiezingen van juni 2017. Theresa May, een jaar eerder verrassend premier geworden nadat David Cameron het Brexit-referendum verloor, gokte fout. Ze dacht met vervroegde verkiezingen haar meerderheid in het Lagerhuis – en haar persoonlijke leiderschap – te versterken, maar eindigde zonder meerderheid, en met gerommel in eigen gelederen.
Al voor May de vervroegde verkiezingen aankondigde, op 22 maart, was er de aanslag bij het parlement in Londen: 6 doden, 49 gewonden. Kort voor de verkiezingen, 22 mei, was er de aanslag op de concertzaal in Manchester: 22 doden en 120 gewonden. Nog korter voor de verkiezingen was er een aanslag bij de London Bridge: 8 doden, 18 gewonden.
Rechtse politici hebben niet per se voordeel van terreur
Vaak wordt aangenomen dat rechtse, conservatieve en (in de Verenigde Staten) Republikeinse politici te winnen hebben bij terreur, omdat ze meer bekend staan om hun bekommernis om veiligheid en ook wel eens wat minder zachtzinnig zijn over immigratie in het algemeen en die van moslims in het bijzonder.
Maar in Groot-Brittannië verloor de conservatieve premier haar meerderheid en boekte het multiculturele Labour juist winst. Aannemelijk is dat de reeks terreuraanslagen uiteindelijk geen doorslaggevende rol speelde en dat andere thema’s belangrijker werden geacht.
Het heeft er alle schijn van dat terreur ook begint te wennen in landen als Frankrijk en Groot-Brittannië, waardoor de effecten op het democratisch proces afnemen. In het geval van Theresa May speelt ook mee dat de aanslagen haar kwetsbaar maakten voor de kritiek dat zij als minister van Binnenlandse Zaken had bezuinigd op de politie.
Angela Merkel lijkt ook niet erg kwetsbaar door terreurdaden
En dan Duitsland. Ook daar was vorig jaar zomer een reeks kleinere aanslagen, gepleegd door islamitisch geïnspireerde immigranten. Daar kwam de grote aanslag met een vrachtwagen in Berlijn op 19 december 2016 (12 doden, 56 gewonden) nog eens overheen.
Bondskanselier Angela Merkel (CDU) was kwetsbaar voor kritiek, omdat ze in 2015 de Syriërs een ongebreideld welkom toeriep. Toch lijkt ook zij, op weg naar de Bondsdagverkiezingen van 24 september dit jaar, niet overmatig kwetsbaar in relatie met de eerdere terreurdaden. Even leek de SPD onder leiding van Martin Schulz haar te kunnen overtroeven, maar uiteindelijk won Merkels CDU dit voorjaar drie deelstaatverkiezingen op rij.
Merkel heeft zichzelf minder kwetsbaar gemaakt in relatie met immigratie en islamitische terreur, doordat CDU en zusterpartij CSU ook maatregelen hebben genomen om illegalen het land uit te krijgen. Op dit punt is er geen reden voor de kiezers om voor Schulz en niet voor Merkel te kiezen. En de ‘populistische’ Alternative für Deutschland zakt danig terug, ook door ruzie in eigen gelederen.
Verkiezingen zijn hoe dan ook onvoorspelbaar en onvoorziene gebeurtenissen kunnen alles omgooien. Maar dat hoeven niet per se terroristische gebeurtenissen te zijn. En, zoals de ervaring in Frankrijk en Groot-Brittannië leert: terreur went ook. Er stroomt wellicht wel een latent onveiligheidsgevoel de samenleving binnen, maar een vijfde aanslag maakt toch een minder diepe indruk dan de eerste.
Wat daarbij zeker ook speelt, is het ‘niet willen weten’: onaangenaam nieuws wordt als er herhaling optreedt weggestopt. Met als neveneffect dat de directe terroristische effecten op verkiezingen minder groot worden.