Dat buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) na het zoveelste geweldincident opnieuw vragen om wapenuitrusting is begrijpelijk, maar geen goed idee. Ze zijn er om toezicht te houden. Zodra een situatie escaleert, moeten ze die volgens Gerlof Leistra overlaten aan de politie.
Op straat hebben boa’s het geregeld zwaar te verduren. Afgelopen weekeinde spraken twee ambtenaren in Rotterdam-Zuid een groepje jongeren aan dat zich niet aan de coronamaatregelen hield door onderling onvoldoende afstand te houden. Toen de boa’s ze wilden bekeuren, werden ze geschopt, geslagen en bespuugd. Pas nadat ze versterking hadden gekregen van andere boa’s en opgeroepen agenten, kon de orde worden hersteld. Vijf boa’s raakten gewond.
Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van Elsevier Weekblad.
Voorzitter bond van boa’s pleit voor onder meer een wapenstok
Het is begrijpelijk dat de voorzitter van de Nederlandse BOA Bond Erik Lakeman na een halve toezegging van minister van Justitie en Veiligheid Ferdinand Grapperhaus (CDA) pleit voor onder meer een wapenstok, pepperspray en een bodycam voor elke buitengewoon opsporingsambtenaar. Hij kreeg bijval van Gerrit van de Kamp, voorzitter van Politievakbond ACP.
Uitrusting met een lichaamscamera is logisch en in sommige gemeenten – zij gaan over de boa’s – al geregeld. Beelden kunnen na incidenten dienen als bewijsmateriaal. Ook kunnen ze worden gebruikt om het eigen optreden te evalueren.
Laden…
Word abonnee en lees direct verder
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
Verder lezen?
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Er ging iets fout
Uw sessie is verlopen
Wilt u opnieuw inloggen