Coronacrisis zorgt voor democratisering van de (bio)medische wetenschap

V.l.n.r.: Jaap van Dissel, Marjan Koopmans en Diederik Gommers.

Kort na de oorlog werden politici en ook topondernemers nog met veel eerbied aangesproken, maar langzaamaan werden zij steeds journalistieker en kritischer benaderd. Nu in de coronacrisis ineens iedereen viroloog lijkt te zijn, ziet Philip van Tijn eenzelfde ontwikkeling bij de ondervraging van medische wetenschappers.

Het zal in 1947 of 1948 zijn geweest. Dr. Louis Beel, een vooraanstaand politicus van de KVP (later opgegaan in het CDA), kwam op Schiphol aan, helemaal uit (nog net) Nederlands-Indië. Daar had hij overleg gevoerd over de onafhankelijkheid van dat land, hetzij als minister-president (1946-1948), hetzij als Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon (1948-1949).

Politici werden vanaf eind jaren ’60 niet langer ‘Excellentie’ genoemd

Philip van Tijn

Philip van Tijn is bestuurder, toezichthouder en adviseur. Hij schrijft wekelijks een blog over de actualiteit.

Op Schiphol wachtte een wakkere reporter (ik denk van het Polygoon Journaal) hem op, die ongeveer op zijn knieën ging liggen, de microfoon tussen beiden in, en sprak: ‘Excellentie, als u mij niet kwalijk neemt, Excellentie, wil ik u graag een vraag stellen over uw bezoek aan onze kolonie (…)’ Volgde een onbenullige vraag en een nietszeggend antwoord, waarop dr. Beel uitbundig werd bedankt voor zijn getoonde bereidwilligheid. Het beeld en de aard van het interview staan in mijn geheugen gegrift.

Zo ging het nog een aantal jaren, maar zo eind jaren ’60 trad een verandering in. De aanspreektitel ‘Excellentie’ verdween, de gesprekken met bewindslieden werden normaler, journalistieker en kritischer. Totdat de fase aanbrak waarbij de huidige minister-president door de wakkere reporters van vandaag – pardon, ‘duiders’ – wordt aan- en toegesproken alsof ze vroeger met minister-president Rutte – pardon, ‘Mark’ – in de box hebben gezeten.

‘Meneer Van den Ende, ik moet u een vervelende vraag stellen’

Er was één bevolkingsgroep tegenover wie de  onderdanige houding bleef bestaan. Dat waren de topondernemers – eigenlijk vaak geen ondernemers, maar aangesteld om op de top van de pyramide een aantal jaren leiding te geven aan hun grote, enigszins bureaucratische, organisatie. Vaak was de interviewer al zó blij dat het hem/haar was gelukt zo’n captain of industry  voor de camera te krijgen, dat datgene waarom het eigenlijk ging, te weten: journalistieke, dus kritische vragen stellen, helemaal niet aan de orde kwam.

Als de hoogste baas van Philips of Shell in de studio was geweest, ging al de vlag uit; en vooral als deze zowaar open antwoorden had gegeven en was geëindigd met de verzekering dat hij zijn ‘collegae’ zou aansporen zoiets ook eens te doen.

De laatste captain of industry bij wie die dweperigheid nog bestond – of nog bestaat – is de wat atypische Joop van den Ende, die meer als weldoener der mensheid wordt beschouwd dan als iemand die een kleine 2 miljard euro bij elkaar heeft gesprokkeld. Een jaar of vijf geleden werd hij voor de tv geïnterviewd (ik weet niet eens meer door wie) en dat was een kwartier lang één lofzang, met uitsluitend vragen waarbij de bal alleen nog maar hoefde te worden ingeschoten. Tot de laatste vraag, want die had ermee te maken dat in Joops eigen DeLaMar Theater de producties van zijn eigen theaterproductiebedrijf duidelijk met voorkeur werden behandeld.

‘Ja,’ sprak de interviewster, ‘ik moet u toch ook een vervelende vraag stellen. Het verhaal gaat namelijk dat in De la Mar (…).’ Waarop de tycoon zwierig reageerde: ‘Oh, laat iedereen die zich daardoor benadeeld voelt, mij bellen. Het berust allemaal op een misverstand.’ ‘Oh, dank u wel,’ beëindigde de interviewster het kritische interview.

Van geheimzinnige witjas tot huiskamervriend

Sinds ruim een maand is er sprake van een nieuwe beroepsgroep die avond aan avond wordt geïnterviewd: de virologen, moleculair virologen, moleculair biologen, biochemici en nog wat specialismen waarvan door vrijwel niemand tot voor kort het bestaan werd vermoed. Geheimzinnige specialismen, geheimzinnige beroepen, waarbij we ons nauwelijks iets kunnen voorstellen, anders dan bij  lasser, leraar, accountant of ober.

Ze verschijnen avond aan avond op televisie, leggen uit, speculeren, stellen gerust of zeggen dat we nog lang niet uit de coronacrisis zijn.

Wie zijn de strijders tegen corona? Lees het coververhaal

In de eerste periode van de het COVID-19 virus werden de (Jaap) van Dissels, (Diederik) Gommersen, (Marion) Koopmansen, (Ernst) Kuipersen en al die anderen met verschuldigde eerbied tegemoetgetreden. De interviewer lag aan hun voeten, in onwetendheid over die kleine beestjes die de wereld doen stilstaan en stond open voor alle wijsheid, alle theorieën, alle potentiële remedies die de professor deed neerdalen. De over het algemeen niet op hun mondje gevallen en nogal zelfbewuste talkshowpresentatoren en actualiteitenprogrammamakers luisterden eerbiedig en stelden nu en dan een vraag. Zoals vroeger in het leslokaal of in de collegezaal.

Maar in luttele weken kan veel gebeuren. De nog maar kort geleden geheimzinnige witjassen worden al bijna als gelijken tegemoetgetreden. Want we zijn inmiddels natuurlijk allemaal viroloog, biochemicus of wat ook geworden. Daar hebben we geen zes of zeven (of meer dan tien, als ze ook nog arts zijn) jaar voor nodig gehad!

Wat zich in deze crisistijd naast veel andere dingen aftekent, is niet minder dan een democratisering van de (bio)medische wetenschap. Alweer een probleem voor post-corona!