Voormalig korpschef Jan Blaauw van Rotterdam-Rijnmond was een wandelend archief. Na zijn pensionering in 1990 schreef hij zestien true crime-boeken over onder meer de Puttense moordzaak en zijn jaren bij de narcoticabrigrade. Hij werd 92 jaar.
Afgelopen najaar sprak ik Jan Blaauw voor het laatst. Zijn stem kraakte wat meer, maar hij was nog altijd glashelder. We spraken over zijn contacten destijds met de Amsterdamse politie. ‘Ach, wat zal ik zeggen? Van commissaris Gerard Toorenaar moest ik niets hebben. Die vertrouwde ik voor geen cent. Ik had meer met de veel jongere Kees Sietsma.’
Blaauw was een wandelend politiearchief. Hij had een ijzeren geheugen en diste de ene anekdote na de andere op. Hoewel hij al weer dertig jaar met pensioen was, hield hij het nieuws nog dagelijks bij. Trots vertelde hij over zijn kleinzoon Jordy die inmiddels ook bij de politie werkt: de vierde generatie Blaauw.
Zolder was persoonlijk politiemuseum
In 2002 schreef ik voor het Kerstnummer van Elsevier een portret van vader en zoon Blaauw. De zolder van zijn woning in Berkel en Rodenrijs was een persoonlijk politiemuseum. Vele uren per dag deed Blaauw research voor zijn boeken. De feiten moesten kloppen.
Blaauw was een voorstander van wat hij noemde ‘schoon rechercheren’. Hij zag niets in criminele informanten en had een hekel aan gesjoemel.
Meenemen in de tijdmachine
In elk gesprek nam hij je mee in zijn tijdmachine. Van een moord in de jaren vijftig schakelde hij moeiteloos over op een recente zaak. Zijn mening was gebaseerd op kennis van zaken, anders hield hij liever zijn mond.
Ik vroeg altijd of ik hem stoorde, maar kende het antwoord: ‘Nooit! Ik praat graag over de politie. Wat wilt u weten?’ En dan ging zijn archief weer open. Een goudmijn.
Biografie
Johannes Albertus Blaauw werd op 2 april 1928 geboren in het Drentse gehucht Nieuw-Buinen, als vijfde telg in een gezin van tien kinderen. Zijn vader was politieman. In 1955 behaalde de ambitieuze Blaauw zijn inspecteursdiploma. Daarna werkte hij op verscheidene Rotterdamse politiebureaus, waarvan de eerste bureau Boezemsingel was. Hij werd voor velen het gezicht van de Nederlandse politie en in elk geval van de Rotterdamse.
Blaauw werkte veertig jaar bij de politie gewerkt en klom op van straatagent tot hoofdcommissaris. Na zijn pensionering, in 1988, schreef hij boeken over het recherchewerk. ‘Met zijn 92 jaar heeft hij tot bijna aan het eind toe kunnen genieten van zijn drie kleinkinderen en van zijn tochten op de fiets. Hij is en was daarnaast een politieman in hart en nieren, ook na zijn pensioen,’ aldus een woordvoerder van de politie-eenheid Rotterdam.